Chapter, Verse

 1   1, 29|     Dat gij mij tot een volk zoudt zijn, en ik zou u tot een
 2   1, 29|     dat gij mij tot kinderen zoudt zijn, en ik zou u tot een
 3   3, 15|     gij zijn zaad nimmermeer zoudt verlaten; deze hebt gij
 4   4, 8 |                         8 Zo zoudt gij mij mogelijk zeggen:
 5   4, 11|                       11 Hoe zoudt dan gij kunnen bevatten
 6   4, 11|     buiten verdorven is, hoe zoudt gij verstaan de verdorvenheid
 7   4, 18|  richter waart van deze, wie zoudt gij rechtvaardigen, of wie
 8   8, 34|     mens, dat gij u over hem zoudt vertoornen, of het verderfelijk
 9   8, 34|      daartegen zo verbitterd zoudt zijn?~
10   8, 47|  veel, dat gij mijn schepsel zoudt liefhebben meer dan ik:
11   8, 49| onder de rechtvaardigen zeer zoudt verheerlijkt worden.~
12  10, 51|     heb ik u gezegd, dat gij zoudt in een veld blijven, waar
13  10, 53|  gezegd, dat gij in een veld zoudt komen, waar geen fundament
14  13, 14|   geacht, dat gij mijn gebed zoudt aannemen,~