Chapter, Verse

 1   3, 7 |      7 En hebt hem geboden uw weg lief te hebben, maar hij
 2   3, 20|    van hen het boze hart niet weg, opdat uw wet in hen zou
 3   3, 31|       niet bedenken, hoe deze weg zo moet blijven. Doet dan
 4   4, 2 |      wereld, dat gij meent de weg des allerhoogsten te begrijpen.~
 5   4, 4 | verklaren, zo zal ik u ook de weg tonen, die gij begeert te
 6   4, 11|    dan gij kunnen bevatten de weg des allerhoogsten; en zo
 7   5, 1 |       in grote rijkdom, en de weg der waarheid zal verborgen
 8   5, 34|       zoekende te verstaan de weg des allerhoogsten, en te
 9   5, 50|      zeide: Dewijl gij mij de weg hebt geopend, zo zal ik
10  10, 39|       Hij heeft gezien dat uw weg recht is, want gij waart
11  13, 45|    Want door dat land was een weg van een lange reis van anderhalf
12  14, 14|               14 En doe van u weg de strefelijke gedachten;
13  14, 22|     waren, opdat de mensen de weg kunnen vinden, en dat degenen,
14  15, 16|       en de vorsten zullen de weg van hun handelingen naar