Chapter, Verse

 1   1, 30|        haar kuikens onder haar vleugelen verzamelt. Nu dan, wat zal
 2  11, 1 |       van de zee, welke twaalf vleugelen van vederen had, en drie
 3  11, 2 |      en ziet, hij strekte zijn vleugelen uit over de gehele aarde,
 4  11, 5 |        de arend vloog met zijn vleugelen en heerste op aarde, en
 5  11, 25|     zag, en ziet, die onder de vleugelen waren, meenden zich op te
 6  11, 31|      twee vederen die onder de vleugelen waren, welke heerschappij
 7  11, 32|       de aardbodem, over al de vleugelen, die daar geweest waren.~
 8  11, 33| verdween, en dat ook gelijk de vleugelen.~
 9  11, 45|       meer, noch uw gruwelijke vleugelen, noch uw snode vederkens,
10  12, 2 |     nog over was, doch de vier vleugelen, die tot hetzelve overgegaan
11  12, 16|       verklaring van de twaalf vleugelen, die gij gezien hebt.~
12  12, 19|      gezien hebt acht onderste vleugelen, die vast waren aan zijn
13  12, 19|        die vast waren aan zijn vleugelen.~
14  12, 29|      vederen, die van onder de vleugelen over het hoofd gingen, dat