Chapter, Verse

 1   4, 11|         11 Hoe zoudt dan gij kunnen bevatten de weg des allerhoogsten;
 2   4, 21|    zee voor haar baren, alzo kunnen ook, die op de aarde wonen,
 3   4, 40| baarmoeder de vrucht nog zal kunnen bij zich houden.~
 4   5, 39|    hoe zou ik van die dingen kunnen spreken, welke gij mij hebt
 5   7, 5 |     hoe zou hij in de wijdte kunnen komen?~
 6   7, 14|     hier eng en ijdel is, zo kunnen zij niet verkrijgen hetgeen
 7   7, 45|     Want dan zal niemand die kunnen zalig maken die verloren
 8   8, 6 |   een ieder die verdorven is kunnen leven, die de plaats van
 9   9, 7 |     die door zijn werken zal kunnen ontvlieden, en door het
10  12, 38|      dat deze verborgenheden kunnen vatten en behouden.~
11  13, 52|      zal niemand op de aarde kunnen zien mijn Zoon, of degenen,
12  14, 22|       opdat de mensen de weg kunnen vinden, en dat degenen,
13  15, 17|     te gaan, en hij zal niet kunnen.~
14  15, 51|     de boelen, u niet zullen kunnen opnemen.~