Chapter, Verse

 1   3, 7 |           overtreden; en gij hebt de dood over hem doen komen en over
 2   3, 10|            10 En gelijk over Adam de dood, zo is over een ieder van
 3   6, 26|              aangenomen zijn, die de dood van hun geboorte aan niet
 4   7, 39|       ontvingen, en voor degene, die dood was, dat hij leven mocht;~
 5   7, 47|             in droefheid, en als zij dood zijn de straf te verwachten?~
 6   7, 56| ongerechtigheid deden, dat wij na de dood zouden beginnen te lijden.~
 7   8, 38|            gezondigd hebben, vóór de dood, vóór het oordeel, en vóór
 8   9, 12|           het, deze moeten het na de dood in de pijn leren kennen.~
 9  14, 34|            behouden worden, en na de dood zult gij barmhartigheid
10  14, 35|           Want het oordeel zal na de dood komen, als wij weder levend
11  15, 5 |          zwaard, en de honger, en de dood, en de verderfenis;~
12  15, 26|              hij hen overgegeven ter dood en ter slachting.~
13  15, 49|        worden door het geweld, en de dood,~
14  15, 53|           gij dronken waart over hun dood,~