Chapter, Verse

 1   4, 46| Hetgeen voorbijgegaan is, dat weet ik; maar wat toekomende
 2   4, 46|   maar wat toekomende is, dat weet ik niet.~
 3   4, 52| gezonden u te zeggen, want ik weet het ook niet.~
 4   5, 17|      is uw gelaat zo droevig? Weet gij niet dat Israël u bevolen
 5   6, 16|       wordt bewogen, want zij weet dat haar einde moet veranderd
 6   7, 62|       antwoordde en zeide: Ik weet Here dat de Allerhoogste
 7   8, 15|     nu, Here, van alle mensen weet gij het best, maar veel
 8  10, 35|      en ik hoorde wat ik niet weet.~
 9  12, 38|      namelijk wier harten gij weet dat deze verborgenheden
10  13, 24|                         24 Zo weet dan, dat die zaliger zullen
11  14, 21|    wet verbrand is, en daarom weet niemand de dingen die door
12  16, 57|    sterren gefundeerd, en hij weet haar getal.~
13  16, 64|                        64 Die weet uw raadslagen, en wat gij