Chapter, Verse

 1   4, 40|    Ga, en vraag een zwangere vrouw, wanneer zij haar negen
 2   5, 46|     Vraag de baarmoeder ener vrouw, en zeg tot haar: Zo gij
 3   9, 38|     mijn ogen, en ik zag een vrouw aan de rechterzijde, en
 4   9, 47|     gekomen was, dat hij een vrouw zou nemen, zo heb ik een
 5  10, 26| aarde beefde van de stem der vrouw.~
 6  10, 27|    En ik zag op, en ziet, de vrouw verscheen mij niet meer,
 7  10, 41|                        41 De vrouw, die gij hebt zien treuren,
 8  10, 42|     ziet gij de gestalte der vrouw niet meer; maar het heeft
 9  10, 44|                      44 Deze vrouw, die gij gezien hebt is
10  16, 39|       39 Gelijk een zwangere vrouw, die na de negen maanden
11  16, 50|      vrome en zeer deugdzame vrouw ijvert tegen een overspeelster,~