Chapter, Verse

 1   1, 28| vader zijn zonen, en als een moeder haar dochteren, en als een
 2   2, 2 |                         2 De moeder, die hen gebaard heeft,
 3   2, 5 |  roep ik tot getuige over de moeder dezer kinderen, die mijn
 4   2, 6 |    te schande brengt, en hun moeder ten roof, opdat zij niet
 5   2, 15|                       15 Gij moeder! omhels uw kinderen; voed
 6   2, 17|        17 En vrees niet, gij moeder der kinderen! want ik heb
 7   2, 30|         30 Vervrolijk u, gij moeder met uw kinderen, want ik
 8   5, 35|   was mij de schoot van mijn moeder niet een graf, opdat ik
 9   5, 50|      ik voor u spreken; onze moeder waarvan gij mij gezegd hebt,
10  10, 7 |             7 Want Sion onze moeder is met allerlei droefheid
11  13, 55|     hebt verstand genoemd uw moeder.~