Chapter, Verse

1   1, 31|      gij mij offeranden zult voortbrengen, zo zal ik mijn aangezicht
2   2, 16|     uit de graven zal ik hen voortbrengen; want ik heb mijn naam bekend
3   3, 20|     uw wet in hen zou vrucht voortbrengen.~
4   4, 30|      nu toe, en zal het, nog voortbrengen, totdat de oogst komt?~
5   4, 32|    groot een oogst zullen ze voortbrengen?~
6   6, 47| verzameld waren, dat het zou voortbrengen gedierte, vogelen, en vissen,
7   6, 53|      de aarde, dat zij u zou voortbrengen het grote en kleine vee,
8   9, 31|       en zij zal in u vrucht voortbrengen, en gij zult daarin verheerlijkt
9  16, 47|   hongersnood zullen zij hen voortbrengen.~