Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
dwaze 1
echanus 1
eed 1
een 252
één 4
eenmaal 5
eens 3
Frequency    [«  »]
297 is
295 van
256 niet
252 een
243 in
241 u
240 dat

Het vierde boek Ezra

IntraText - Concordances

een

    Chapter, Verse
1 1, 3 | stam van Levi: welke Ezra een gevangene geweest is in 2 1, 8 | zijn geweest; want het is een volk, dat zich niet laat 3 1, 13| gemaakt. Mozes heb ik u tot een leidsman gegeven, en Aäron 4 1, 13| leidsman gegeven, en Aäron tot een priester.~ 5 1, 14| heb u licht gegeven door een vuurkolom, en heb grote 6 1, 15| Here: De kwakkel is u tot een teken geweest; het leger 7 1, 15| leger heb ik u gegeven tot een bescherming, en daar hebt 8 1, 28| Heb ik u niet gebeden als een vader zijn zonen, en als 9 1, 28| vader zijn zonen, en als een moeder haar dochteren, en 10 1, 28| moeder haar dochteren, en als een voedster haar kleine kinderen?~ 11 1, 29| 29 Dat gij mij tot een volk zoudt zijn, en ik zou 12 1, 29| zoudt zijn, en ik zou u tot een God zijn; en dat gij mij 13 1, 29| zoudt zijn, en ik zou u tot een vader zijn?~ 14 1, 30| heb u zo verzameld, gelijk een hen haar kuikens onder haar 15 1, 35| uw huizen overgeven aan een volk dat nog komen zal. 16 2, 2 | heen kinderen! want ik ben een weduwe en verlatene.~ 17 2, 4 | wat zal ik u doen? ik ben een weduwe en verlatene: Gaat 18 2, 12| levens zal hun zijn tot een welriekende zalf; zij zullen 19 2, 15| die op met blijdschap als een duif, bevestig hun voeten, 20 2, 18| knechten Jesaja en Jeremia tot een hulp zenden: naar wier raad 21 2, 33| 33 Ik Ezra, heb een bevel ontvangen van de Here 22 2, 34| Verwacht uw Herder, hij zal u een eeuwige rust geven, want 23 2, 35| beloning des koninkrijks, want een altijddurend licht zal over 24 2, 42| Ezra zag op de berg Sion een grote hoop, die ik niet 25 2, 43| in het midden van hen was een jongeling van aanzienlijke 26 2, 43| die allen, en hij zette een kroon op een ieder van hun 27 2, 43| en hij zette een kroon op een ieder van hun hoofden, en 28 3, 5 | 5 En hebt Adam een lichaam gegeven, dat geen 29 3, 5 | leven had doch het was ook een maaksel uwer handen, en 30 3, 5 | handen, en gij hebt hem een geest des levens ingeblazen 31 3, 8 | 8 En een ieder volk wandelde naar 32 3, 10| Adam de dood, zo is over een ieder van hen de zondvloed 33 3, 13| bedreven, zo hebt gij u een man uit dezen verkoren, 34 3, 15| 15 En gij hebt met hem een eeuwig verbond gemaakt, 35 3, 16| en Jakob is geworden tot een grote menigte.~ 36 3, 21| de eerste Adam, hebbende een boos hart, heeft het gebod 37 3, 22| 22 En het werd een bijblijvende zwakheid, en 38 3, 23| geëindigd, en gij verwektet u een knecht, met name David.~ 39 3, 24| gezegd, dat hij uw naam een stad zou bouwen, en dat 40 3, 26| want zij gebruikten ook een boos hart.~ 41 3, 32| 32 Is er dan een ander volk dat u kent, dan 42 3, 34| onze ongerechtigheden in een schaal, en dergenen daartegen 43 4, 4 | 4 Van welke, zo gij mij een kunt verklaren, zo zal ik 44 4, 13| en zeide: Ik ging eens in een bos van bomen des velds, 45 4, 13| des velds, welke maakten een aanslag,~ 46 4, 15| de baren van de zee ook een aanslag, en zeiden: Komt, 47 4, 15| beoorlogen, opdat wij ook daar een ander landschap voor ons 48 4, 18| 18 Indien gij nu een richter waart van deze, 49 4, 19| gegeven voor het bos, en een plaats voor de zee om haar 50 4, 23| waarom Israël de heidenen tot een smaad is overgegeven, en 51 4, 31| overweegt gij bij u zelf, wat een grote vrucht der goddeloosheid 52 4, 32| afgesneden zullen zijn, hoe groot een oogst zullen ze voortbrengen?~ 53 4, 36| heeft de wereld gewogen in een balans,~ 54 4, 37| hij heeft de tijden met een maat gemeten, en heeft de 55 4, 37| en heeft de tijden met een getal geteld, en hij beweegt 56 4, 40| zeide tot mij: Ga, en vraag een zwangere vrouw, wanneer 57 4, 42| 42 Want gelijk een die baart zich haast, om 58 4, 47| verklaring daarvan door een gelijkenis voorstellen.~ 59 4, 48| daar, en ik zag, en zie een gloeiende oven ging voor 60 4, 49| Daarna ging voorbij mij een wolk vol van water en bracht 61 5, 3 | zal geschieden, wanneer een voet daarop gezet wordt, 62 5, 7 | uitwerpen, en zal des nachts een stem van zich geven, die 63 5, 18| en verlaat ons niet, als een herder zijn schapen, in 64 5, 24| des aardbodems hebt gij u een groef verkoren, en uit alle 65 5, 24| des aardbodems hebt gij u een lelie verkoren;~ 66 5, 25| diepten der zee hebt gij u een beek gevuld, en uit al de 67 5, 26| geschapen gevogelte hebt gij u een duif genoemd, en uit al 68 5, 26| geschapen vee hebt gij u een lammetje voorzien,~ 69 5, 27| vermenigvuldigde volken hebt gij u een volk verkregen, en hebt 70 5, 27| volk verkregen, en hebt een wet gegeven, die door allen 71 5, 34| allerhoogsten, en te doorgronden een deel van zijn oordeel.~ 72 5, 35| schoot van mijn moeder niet een graf, opdat ik de kommer 73 5, 40| Gelijk gij niet doen kunt een der dingen, die gezegd zijn, 74 5, 42| Ik wil mijn oordeel met een cirkel vergelijken; gelijk 75 5, 49| 49 Want gelijk een jong kind niet baart, hetgeen 76 6, 5 | waren die het geloof tot een schat vergaderd hebben,~ 77 6, 12| tekenen, waarvan gij mij een deel de voorgaande nacht 78 6, 14| 14 En daar zal zijn een beweging, en nochtans zal 79 6, 17| voeten, en ik hoorde, en zie een stem sprak, en haar geluid 80 6, 23| 23 En de bazuin zal met een geluid slaan, welke als 81 6, 25| 25 En een ieder, die van deze allen 82 6, 26| inwoners zal veranderd, en in een andere zin gekeerd worden.~ 83 6, 38| aarde worde, en uw woord was een volkomen werk,~ 84 6, 41| tussen de wateren, zodat een deel opwaarts zou trekken, 85 6, 41| opwaarts zou trekken, en een deel beneden zou blijven.~ 86 6, 44| van stonden aan kwam er een ontelbare menigte vruchten 87 6, 52| bewaard, opdat hij zij tot een verslinding degene, die 88 6, 54| die gij gemaakt hebt, tot een heer hebt gesteld, en uit 89 6, 56| met de druppel, die van een vat valt.~ 90 6, 59| waarom bezitten wij dan niet een erve met de wereld? hoe 91 7, 3 | zeide tot mij: De zee is in een diepe plaats gesteld, opdat 92 7, 4 | 4 Maar haar ingang is in een enge plaats gesteld, opdat 93 7, 6 | 6 Nog een andere gelijkenis: Een stad 94 7, 6 | Nog een andere gelijkenis: Een stad is gebouwd en gelegen 95 7, 6 | is gebouwd en gelegen in een vlak veld, en is vol van 96 7, 7 | 7 De ingang is eng en op een steilte gelegen, zodat er 97 7, 7 | vuur is, en ter linkerzijde een diep water;~ 98 7, 8 | Tussen deze nu is alleen een smal pad gelegd, namelijk 99 7, 8 | op het pad niet meer dan een mens gaan kan.~ 100 7, 9 | nu deze stad iemand tot een erve gegeven werd, en hij 101 7, 27| 27 En een ieder, die van de voorzegde 102 7, 49| baat het ons, indien ons een onsterfelijke tijd toegezegd 103 7, 50| 50 En dat ons een eeuwige hoop is voorzegd, 104 7, 70| 70 Zo zouden mogelijk van een ontelbare menigte niet dan 105 8, 2 | 2 Doch, Ezra! ik zal u een gelijkenis zeggen: Het is 106 8, 2 | veel aarde geeft, waaruit een aarden vat gemaakt kan worden, 107 8, 6 | voortkomen, vanwaar zal een ieder die verdorven is kunnen 108 8, 6 | leven, die de plaats van een mens beslaat?~ 109 8, 7 | alleen, en wij zijn maar een schepping uwer handen, gelijk 110 8, 11| hetgeen geschapen is voor een tijd gevoed worde, en gij 111 8, 44| is geschapen, en zijt hem een evenbeeld genoemd, omdat 112 9, 1 | zal geschieden, wanneer een deel der tekenen, die voorzegd 113 9, 5 | in de wereld gemaakt is een begin heeft, zo heeft het 114 9, 5 | heeft, zo heeft het ook een einde, en dat einde is openbaar.~ 115 9, 7 | En het zal geschieden dat een iegelijk, die behouden zal 116 9, 11| 11 En die van mijn wet een walg gehad hebben, toen 117 9, 19| 19 Want een ieder was toen gehoorzaam, 118 9, 19| verdorven geworden door een oogst, die niet ophoudt, 119 9, 19| die niet ophoudt, en door een wet die niet kan doorgrond 120 9, 21| zeer gespaard, en heb mij een wijnbezie van een druiftak 121 9, 21| heb mij een wijnbezie van een druiftak behouden, en een 122 9, 21| een druiftak behouden, en een planting uit vele geslachten.~ 123 9, 24| 24 Zo zult gij gaan op een veld van bloemen, waarop 124 9, 29| geworden in de woestijn in een onvruchtbare plaats, die 125 9, 34| 34 En ziet, het is een gewoonte, als de aarde het 126 9, 34| ontvangen heeft, of de zee een schip, of een vat de spijs 127 9, 34| of de zee een schip, of een vat de spijs en de drank, 128 9, 38| met mijn ogen, en ik zag een vrouw aan de rechterzijde, 129 9, 43| hoewel ik dertig jaren een man gehad had.~ 130 9, 45| aangemerkt, en hij heeft mij een zoon gegeven, en wij hebben 131 9, 47| tijd gekomen was, dat hij een vrouw zou nemen, zo heb 132 9, 47| vrouw zou nemen, zo heb ik een maaltijd toebereid.~ 133 10, 8 | zo treurt gij alleen over een zoon.~ 134 10, 11| treuren dan deze, die zo groot een menigte verloren heeft, 135 10, 24| de Allerhoogste zal u tot een rust geven het rusten van 136 10, 27| niet meer, maar er werd een stad gebouwd, en een plaats 137 10, 27| werd een stad gebouwd, en een plaats werd vertoond van 138 10, 30| 30 En ik lag als een dode, en mijn verstand was 139 10, 33| hij zeide tot mij: Sta als een man, en ik zal u onderrichten. 140 10, 40| betekenis van het gezicht, dat u een weinig tevoren verschenen 141 10, 42| het heeft u geschenen, dat een stad gebouwd werd.~ 142 10, 43| het ongeval haars zoons een verhaal gedaan heeft, is 143 10, 44| heeft, nu zult zien als een gebouwde stad.~ 144 10, 46| geschied dat de onvruchtbare een zoon gebaard heeft.~ 145 10, 51| gezegd, dat gij zoudt in een veld blijven, waar geen 146 10, 53| ik u gezegd, dat gij in een veld zoudt komen, waar geen 147 11, 1 | 1 EN ik zag een droom, en zie een arend 148 11, 1 | ik zag een droom, en zie een arend klom op van de zee, 149 11, 6 | wedersprak hem, ja niet een van de schepselen die op 150 11, 8 | niet allen tegelijk waken, een ieder slape op zijn plaats, 151 11, 12| van de rechterzijde stond een veder op, en zij heerste 152 11, 15| 15 En een stem is tot haar gekomen; 153 11, 29| daaraan dachten, ziet zo is een van de hoofden die rustten, 154 11, 36| 36 En ik hoorde een stem die tot mij zeide: 155 11, 37| 37 En ik zag, en ziet, een leeuw, als een leeuw die 156 11, 37| en ziet, een leeuw, als een leeuw die brult, van het 157 11, 37| lopende, en ik zag dat hij een mensenstem uitgaf tot de 158 12, 11| zee, is het rijk, dat in een gezicht gezien is door uw 159 12, 13| Ziet de dagen komen, dat een rijk op aarde zal opstaan, 160 12, 14| twaalf koningen heersen, de een na de ander.~ 161 12, 26| verklaring, namelijk dat een van hen op zijn bed zal 162 12, 30| tot op het einde, dit is een klein rijk. en vol oproer.~ 163 12, 31| 31 Gelijk gij ook een leeuw gezien hebt, die gij 164 12, 37| die gij gezien hebt, in een boek, en leg dat in een 165 12, 37| een boek, en leg dat in een verborgen plaats.~ 166 12, 42| over uit alle volken als een druiftak van de wijngaard, 167 12, 42| van de wijngaard, en als een kaars in een duistere plaats, 168 12, 42| wijngaard, en als een kaars in een duistere plaats, en als 169 12, 42| duistere plaats, en als een haven, en een schip, dat 170 12, 42| plaats, en als een haven, en een schip, dat uit het onweder 171 12, 49| 49 En nu, zo ga een ieder van u in zijn huis, 172 13, 1 | dagen, dat ik des nachts een droom droomde:~ 173 13, 2 | 2 En ziet, daar stond een wind op van de zee, die 174 13, 3 | 3 En ik zag, en ziet, een man werd gesterkt met de 175 13, 5 | en zie, daar vergaderde een menigte van mensen, die 176 13, 6 | en ziet, hij had zichzelf een grote berg uitgesneden, 177 13, 10| zijn mond liet gaan als een vurige wind, en uit zijn 178 13, 10| wind, en uit zijn lippen een vlammende adem, en van zijn 179 13, 12| van de berg afkomen, en een andere menigte van vreedzaam 180 13, 13| mensen tot hem, sommigen met een vrolijk aangezicht, sommigen 181 13, 20| men door de wereld ga als een wolk. En hij antwoordde 182 13, 25| gezicht: Dat gij hebt gezien een man opklimmend uit het midden 183 13, 27| mond hebt zien gaan als een wind, en vuur, en onweder.~ 184 13, 30| 30 En hij zal in een verrukking van zinnen komen 185 13, 31| 31 En de een zal de ander willen bestrijden, 186 13, 32| geopenbaard worden die gij als een man hebt zien opkomen.~ 187 13, 33| stem zullen horen, zo zal een ieder in zijn land zijn 188 13, 34| 34 En een ontelbare menigte zal bijeen 189 13, 39| gij gezien hebt, dat hij een andere vreedzame menigte 190 13, 40| zij zijn overgebracht in een ander land.~ 191 13, 41| heidenen zouden verlaten, en in een verder land vertrekken, 192 13, 45| 45 Want door dat land was een weg van een lange reis van 193 13, 45| dat land was een weg van een lange reis van anderhalf 194 14, 1 | derde dag, dat ik zat onder een eik.~ 195 14, 2 | 2 En zie een stem kwam tegen mij uit 196 14, 11| voorbij, en de helft van een tiende deel.~ 197 14, 12| hetgeen na het tiende deel en een half volgt.~ 198 14, 25| ik in uw hart ontsteken een licht des verstands, dat 199 14, 31| land Sion is ulieden tot een erfdeel gegeven; en uw vaders 200 14, 32| 32 En alzo hij een rechtvaardig rechter is, 201 14, 38| geschiedde des anderen daags, dat een stem mij riep, zeggende: 202 14, 39| mijn mond open, en ziet een volle beker werd mij toegereikt. 203 15, 10| Ziet mijn volk wordt als een kudde schapen ter slachting 204 15, 11| ik zal het uitvoeren met een geweldige hand, en een verheven 205 15, 11| met een geweldige hand, en een verheven arm: en ik zal 206 15, 13| brand, en hagel, en van een vreselijk gesternte verdorven 207 15, 16| zijn in de mensen, en de een zal de ander overweldigen, 208 15, 17| 17 Want een mens zal begeren in een 209 15, 17| een mens zal begeren in een stad te gaan, en hij zal 210 15, 28| 28 Ziet een schrikkelijk gezicht, en 211 15, 29| vele wagenen, en gelijk als een wind zal hun menigte gedreven 212 15, 30| de krijg staan, en zullen een deel van het land der Assyriërs 213 15, 33| 33 En een, op hen aankomende van het 214 15, 33| zal hen bezetten, en zal een uit hun Oversten ternederhouwen, 215 15, 38| van het noorden, en nog een ander deel van het westen.~ 216 15, 40| en uitstekende plaatsen een gruwzaam gesternte uitgieten;~ 217 15, 46| 46 En gij Azië, die een gezellin zijt van de hoop 218 15, 46| van de hoop Babylons, en een eer zijt van haar persoon,~ 219 15, 50| heerlijkheid uwer kracht zal als een bloem verdorren, wanneer 220 15, 51| zult verzwakt worden als een arme deerne, die geslagen 221 15, 60| stukken stoten, en zullen een gedeelte van uw land verderven, 222 15, 60| van uw land verderven, en een deel van uw heerlijkheid 223 16, 3 | 3 Een zwaard is over u gezonden, 224 16, 4 | 4 Een vuur is over u aangestoken, 225 16, 6 | 6 Kan ook iemand een leeuw afweren, die hongerig 226 16, 7 | 7 Kan ook iemand een pijl afweren, die van een 227 16, 7 | een pijl afweren, die van een sterk schutter is geschoten?~ 228 16, 16| niet wederkeert, die door een sterk schutter is geschoten, 229 16, 28| 28 Want een mens zal begerig zijn om 230 16, 28| mens zal begerig zijn om een ander mens te zien of zijn 231 16, 29| 29 Ja van een stad zullen er alleen tien 232 16, 30| 30 Gelijk als in een olijfhof aan elke boom drie 233 16, 31| 31 Of gelijk aan een wijngaard, die afgeplukt 234 16, 39| 39 Gelijk een zwangere vrouw, die na de 235 16, 39| van haar baren nabij is, een uur, twee of drie tevoren, 236 16, 39| is, zo vertoeven zij niet een ogenblik;~ 237 16, 42| 42 Die verkoopt zij als een die vliedt, en die koopt, 238 16, 42| vliedt, en die koopt, als een die verliezen zal.~ 239 16, 43| Die koopmanschap doet, als een die geen nuttigheid daaruit 240 16, 43| genieten, en die bouwt, als een die het niet zal bewonen.~ 241 16, 44| 44 Die zaait, als een die niet zal maaien, zo 242 16, 44| niet zal maaien, zo ook die een wijngaard snijdt, als een 243 16, 44| een wijngaard snijdt, als een die de druiven niet zal 244 16, 50| 50 Gelijk een vrome en zeer deugdzame 245 16, 50| deugdzame vrouw ijvert tegen een overspeelster,~ 246 16, 53| 53 Want nog een weinig tijds is het, en 247 16, 60| Die de hemel uitspant als een gewelf; bij heeft die over 248 16, 69| Want ziet, de hitte van een grote menigte wordt over 249 16, 69| om de afgoden te zijn tot een spijs.~ 250 16, 70| zijn, zullen hun zijn tot een spot, en tot versmading, 251 16, 78| bedekt zijn; zij zijn gelijk een veld, dat omvangen wordt 252 16, 78| dat omvangen wordt van een bos, en welks paden met


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License