Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
ijveren 2
ijvert 2
ik 412
in 243
indachtig 1
indertijd 1
indien 30
Frequency    [«  »]
295 van
256 niet
252 een
243 in
241 u
240 dat
196 mij

Het vierde boek Ezra

IntraText - Concordances

in

    Chapter, Verse
1 1, 3 | een gevangene geweest is in het land der Meden, onder 2 1, 6 | de zonden hunner vaderen in hen zijn gewassen, want 3 1, 11| hun aanschijn verdelgd; en in het oosten heb ik de volken 4 1, 13| u door de zee geleid, en in den beginne heb ik u vaste 5 1, 16| En hebt niet getriumfeerd in mijn naam over de verdelging 6 1, 17| bewezen heb? Hebt gij niet in de woestijn, toen u hongerde, 7 1, 18| 18 Waarom hebt gij ons in deze woestijn gebracht, 8 1, 18| Egyptenaars te dienen, dan in deze woestijn te sterven.~ 9 1, 22| almachtige Here: Toen gij in de woestijn waart, aan de 10 1, 23| gegeven, maar ik legde hout in het water, dat u het water 11 1, 37| ogen wel niet zien, maar in de geest geloven hetgeen 12 2, 9 | 9 Welker land in pekschollen, en ashopen 13 2, 16| mijn naam bekend gemaakt in Israël.~ 14 2, 23| u de eerste plaats geven in mijn verrijzenis:~ 15 2, 35| licht zal over u lichten in alle eeuwigheid.~ 16 2, 40| getal tot u, en besluit in u uw in het wit gekleden, 17 2, 40| tot u, en besluit in u uw in het wit gekleden, die de 18 2, 43| 43 En in het midden van hen was een 19 2, 46| kronen opzet, en palmtakken in de handen geeft?~ 20 2, 47| is de Zoon Gods, die zij in de wereld hebben beleden. 21 3, 1 | 1 IN het dertigste jaar van de 22 3, 1 | en mijn gedachten kwamen in mijn hart;~ 23 3, 6 | 6 En hebt hem in het Paradijs gezet hetwelk 24 3, 20| hart niet weg, opdat uw wet in hen zou vrucht voortbrengen.~ 25 3, 26| 26 En deden in alles gelijk Adam, en al 26 3, 27| hebt uw stad overgegeven in de handen uwer vijanden.~ 27 3, 28| 28 Handelen nu, die in Babylon wonen beter? en 28 3, 34| weeg onze ongerechtigheden in een schaal, en dergenen 29 3, 34| en dergenen daartegen die in de wereld wonen, zo zal 30 3, 34| niet gevonden worden dan in Israël.~ 31 4, 2 | Uw hart gaat veel te hoog in deze wereld, dat gij meent 32 4, 7 | Hoeveel woningen zijn er in het hart der zee? of hoeveel 33 4, 7 | of hoeveel aderen zijn er in het begin des afgronds? 34 4, 8 | mogelijk zeggen: Ik ben in de afgrond niet nedergedaald, 35 4, 8 | nedergedaald, noch tot nog toe in de hel; en ik ben in de 36 4, 8 | toe in de hel; en ik ben in de hemel nooit opgeklommen.~ 37 4, 12| nog levende zouden leven in goddeloosheid, en zouden 38 4, 13| en zeide: Ik ging eens in een bos van bomen des velds, 39 4, 21| hetgeen op de aarde is, en die in de hemel wonen hetgeen op 40 4, 27| kan niet vatten hetgeen in toekomende tijden de rechtvaardigen 41 4, 30| kwaden zaads is gezaaid in het hart Adams van den beginne; 42 4, 35| zielen der rechtvaardigen in hun binnenkamers hiervan 43 4, 36| heeft de wereld gewogen in een balans,~ 44 4, 41| Here; en hij zeide tot mij: In de hel zijn de binnenkameren 45 4, 44| en zeide: Heb ik genade in uw ogen gevonden, en indien 46 4, 49| water en bracht veel regen in met onstuimigheid, en als 47 4, 51| zeide: Meent gij, dat ik tot in die dagen zal leven, of 48 4, 51| zal leven, of wat zal het in die dagen zijn?~ 49 5, 1 | zullen gegrepen worden, in grote rijkdom, en de weg 50 5, 4 | schijnen, en de maan driemaal in de dag.~ 51 5, 8 | 8 De aarde zal opengaan in vele plaatsen, en het vuur 52 5, 9 | 9 En in de zoete wateren zullen 53 5, 9 | verstand zal zich verbergen in zijn binnenkameren.~ 54 5, 16| 16 En het is geschied in de tweede nacht, dat Salathiël, 55 5, 17| dat Israël u bevolen is in het land zijner gevangenis?~ 56 5, 18| een herder zijn schapen, in het geweld der kwade wolven.~ 57 5, 53| Anderen zijn die, welke in de sterke jeugd geboren 58 5, 56| u Here, indien ik genade in uw ogen gevonden heb, zo 59 6, 11| indien ik genade gevonden heb in uw ogen,~ 60 6, 24| zullen stilstaan en zullen in drie uren niet lopen.~ 61 6, 26| inwoners zal veranderd, en in een andere zin gekeerd worden.~ 62 6, 36| nacht, werd mijn hart weder in mij beroerd, en ik begon 63 6, 38| zeide: O Here, Gij hebt in het begin der schepping 64 6, 58| waarover gij ijvert, zijn in hun handen gegeven.~ 65 7, 3 | zeide tot mij: De zee is in een diepe plaats gesteld, 66 7, 4 | 4 Maar haar ingang is in een enge plaats gesteld, 67 7, 5 | 5 Want wie zou gaarne in de zee willen gaan, en ze 68 7, 5 | het enge ging, hoe zou hij in de wijdte kunnen komen?~ 69 7, 6 | stad is gebouwd en gelegen in een vlak veld, en is vol 70 7, 12| en moeilijk; ook weinig in getal, en kwaad, en vol 71 7, 14| degenen die leven, niet pogen in te gaan door hetgeen hier 72 7, 17| heersende Heer, ziet gij hebt in uw wet verordineerd, dat 73 7, 28| zullen zich vervrolijken in vierhonderd jaren.~ 74 7, 30| zeven dagen lang, gelijk in de voorgaande oordelen, 75 7, 32| aarde zal wedergeven die in haar slapen, en het stof 76 7, 36| Mozes voor de vaderen, die in de woestijn gezondigd hebben.~ 77 7, 42| heerlijkheid blijft nog in deze; daarom hebben zij 78 7, 47| mensen tegenwoordig te leven in droefheid, en als zij dood 79 7, 52| geleefd hebben, en wij toch in de kwaadste wegen gewandeld 80 7, 54| 54 Want wij hebben in onaangename plaatsen gewandeld.~ 81 7, 62| hunner ontfermt, die nog in de wereld niet zijn gekomen,~ 82 8, 6 | bidden, en dat gij ons zaad in het hart geeft, en bouwing 83 8, 8 | En gelijk nu het lichaam in de baarmoeder geschapen 84 8, 8 | zo wordt uw schepsel als in vuur en water bewaard, en 85 8, 9 | harer tijd weder hetgeen in haar gewassen is.~ 86 8, 12| gerechtigheid, en onderricht hem in uw wet en tuchtigt hem door 87 8, 20| eeuwigheid bewoont, wiens ogen in de hoogte verheven zijn, 88 8, 20| hoogte verheven zijn, en in de lucht nederzien;~ 89 8, 26| volks, maar degenen, die u in waarheid dienen.~ 90 8, 35| 35 Want in der waarheid, daar is niemand 91 8, 41| planten plant, maar alle die in de tijd gezaaid zijn niet 92 8, 41| krijgen, zo ook alle, die in de wereld gezaaid zijn, 93 8, 50| overkomen, die de wereld in de laatste tijden zullen 94 8, 50| zullen bewonen, omdat zij in vele hoovaardij gewandeld 95 8, 53| is naar de hel gevlucht in vergetelheid.~ 96 8, 58| 58 En hebben in hun hart gezegd, dat er 97 8, 63| tekenen getoond, die gij in de laatste dagen zult beginnen 98 9, 1 | mij: Meet vlijtig de tijd in zich zelf, en het zal geschieden, 99 9, 3 | 3 En wanneer in de wereld aardbevingen zullen 100 9, 5 | gelijkerwijs al hetgeen in de wereld gemaakt is een 101 9, 6 | Allerhoogsten openbare beginselen in wonderen en tekenen, en 102 9, 6 | en tekenen, en hun einden in werkingen, en in tekenen.~ 103 9, 6 | einden in werkingen, en in tekenen.~ 104 9, 8 | zal mijn zaligheid zien in mijn land, en in mijn palen; 105 9, 8 | zaligheid zien in mijn land, en in mijn palen; want ik heb 106 9, 9 | misbruikt hebben, en die zullen in pijn wonen, die ze verworpen 107 9, 10| gekend hebben, toen zij in het leven weldaden ontvingen.~ 108 9, 12| deze moeten het na de dood in de pijn leren kennen.~ 109 9, 15| 15 Dat er meer in getal zijn die verloren 110 9, 19| dergenen, die geschapen zijn in deze wereld, nadat zij gemaakt 111 9, 23| vertoeft, (doch gij zult in dezelve niet vasten),~ 112 9, 26| gelijk hij mij gezegd had, in het veld hetwelk Ardath 113 9, 26| Ardath heet, en ik zat aldaar in de bloemen; en ik at van 114 9, 29| vaderen openbaar geworden in de woestijn in een onvruchtbare 115 9, 29| geworden in de woestijn in een onvruchtbare plaats, 116 9, 31| Want ziet ik zaai mijn wet in u, en zij zal in u vrucht 117 9, 31| mijn wet in u, en zij zal in u vrucht voortbrengen, en 118 9, 31| daarin verheerlijkt worden in eeuwigheid.~ 119 9, 33| zij niet bewaarden hetgeen in hen gezaaid was.~ 120 9, 37| vergaan, maar is gebleven in haar werking.~ 121 9, 38| 38 En als ik deze dingen in mijn hart sprak, zo zag 122 9, 38| en zij was zeer bedroefd in haar geest, en haar klederen 123 9, 40| waarom zijt gij bedroefd in uw geest? en zij zeide tot 124 9, 41| opdat ik mag wenen, en in mijn droefheid voortgaan, 125 10, 1 | geschied, toen mijn zoon in zijn slaapkamer ging, dat 126 10, 3 | en weggevloden, en ben in dit veld gekomen, gelijk 127 10, 4 | heb voorgenomen niet weder in de stad te komen, maar hier 128 10, 13| tegenwoordige menigte keert weder in haar, gelijk zij daaruit 129 10, 16| aanneemt, zo zult gij ook in zodanige zaken geprezen 130 10, 18| dat niet doen, ik zal niet in de stad gaan, maar hier 131 10, 22| verbrand, en onze Levieten zijn in gevangenis gegaan, en onze 132 10, 23| want zij is ook overgegeven in handen van degenen die haar 133 10, 32| uw redenen gedaan, en ben in het veld uitgegaan; en ziet, 134 10, 45| dat nog geen offerande in dezelve was geofferd.~ 135 10, 48| heeft, dat haar zoon komende in zijn slaapkamer gestorven 136 10, 51| u gezegd, dat gij zoudt in een veld blijven, waar geen 137 10, 53| heb ik u gezegd, dat gij in een veld zoudt komen, waar 138 10, 54| 54 Want in die plaats kon ook geen 139 10, 59| die doen zal, die op aarde in de laatste dagen wonen.~ 140 11, 4 | Want zijn hoofden waren in rust, en het middelste hoofd 141 11, 4 | en hij was met deze ook in rust.~ 142 11, 19| al de andere, dat zij elk in het bijzonder de heerschappij 143 11, 20| maar verdwenen nochtans in korte tijd.~ 144 11, 23| arends, dan twee hoofden, die in rust waren, en zes vederkens.~ 145 11, 39| heerschappij had gegeven in mijn wereld, opdat naar 146 11, 40| 40 En hetwelk, in de vierde plaats komende, 147 11, 42| zachtmoedige verdrukt, en die in rust waren beledigd, en 148 12, 5 | Ziet, ik ben nog vermoeid in mijn gemoed, en ik ben zeer 149 12, 5 | gemoed, en ik ben zeer zwak in mijn geest, en daar is geen 150 12, 5 | daar is geen kracht meer in mij, vanwege de grote vrees, 151 12, 7 | heersende Here, indien ik genade in uw ogen gevonden heb, en 152 12, 11| de zee, is het rijk, dat in een gezicht gezien is door 153 12, 14| 14 In hetzelve nu zullen twaalf 154 12, 18| zullen ontstaan en het zal in gevaar staan van te vallen, 155 12, 18| niet vallen, maar zal weder in zijn eerste stand worden 156 12, 20| verklaring: Daar zullen in dit rijk acht koningen opstaan, 157 12, 21| de vier behouden worden in die tijd, als zijn einde 158 12, 34| komen zal, waarvan ik u in het begin gesproken heb.~ 159 12, 37| dingen, die gij gezien hebt, in een boek, en leg dat in 160 12, 37| in een boek, en leg dat in een verborgen plaats.~ 161 12, 40| voorbij waren, en dat ik in de stad niet was wedergekeerd, 162 12, 42| wijngaard, en als een kaars in een duistere plaats, en 163 12, 47| heeft uwer niet vergeten in de verzoeking.~ 164 12, 48| niet geweken, maar ik ben in deze plaats gekomen, opdat 165 12, 49| nu, zo ga een ieder van u in zijn huis, en ik zal na 166 12, 51| Doch ik zat nog zeven dagen in het veld, gelijk hij mij 167 12, 51| kruiden is mij spijs geworden in die dagen.~ ~ ~ ~ 168 13, 4 | hoorden, gelijk de aarde in stilte is, wanneer zij het 169 13, 16| 16 Want zo ik acht in mijn gemoed, wee degenen, 170 13, 16| overgelaten zijn geweest in die dagen; en veel meer, 171 13, 19| 19 Want daarom zijn zij in groot gevaar en veel nood 172 13, 20| en nu zie de dingen die in het laatste geschieden zullen, 173 13, 23| gevaar gedragen zal hebben in die tijd, die zal zichzelf 174 13, 23| hier bewaard hebben; die in het gevaar gevallen zijn, 175 13, 23| werken hebben, en het geloof in de Almachtige.~ 176 13, 30| 30 En hij zal in een verrukking van zinnen 177 13, 33| horen, zo zal een ieder in zijn land zijn krijg, die 178 13, 40| land gevangen zijn genomen in de dagen van de koning Hosea, 179 13, 40| en zij zijn overgebracht in een ander land.~ 180 13, 41| heidenen zouden verlaten, en in een verder land vertrekken, 181 13, 42| rechten onderhouden, die zij in hun land niet gehouden hadden.~ 182 13, 52| doorgronden noch weten, die in de diepte der zee zijn, 183 13, 57| 57 Toen ben ik in het veld heengegaan, de 184 13, 58| hij de tijd, met hetgeen in de tijden teweeggebracht 185 14, 3 | 3 In het doornbos ben ik Mozes 186 14, 3 | gesproken, als mijn volk in Egypte dienstbaar was.~ 187 14, 8 | gehoord hebt, die zult gij in uw hart wegleggen.~ 188 14, 11| 11 Want de eeuw is in twaalf delen verdeeld, en 189 14, 20| 20 Daarom ligt de wereld in duisternis, en die daarin 190 14, 22| u gevonden heb, zo zend in mij de Heilige Geest, en 191 14, 22| schrijven wat van den beginne in de wereld geschied is, aangaande 192 14, 22| aangaande de zaken die in uw wet geschreven waren, 193 14, 22| vinden, en dat degenen, die in de laatste tijden zullen 194 14, 23| en zeg tot hen, dat zij u in veertig dagen niet zoeken.~ 195 14, 25| 25 En kom hier, zo zal ik in uw hart ontsteken een licht 196 14, 29| het begin vreemdelingen in Egypte, en zijn daaruit 197 14, 40| wetenschap, en de wijsheid wies in mijn borst, en mijn geest 198 14, 40| mijn geest werd versterkt in zijn geheugen.~ 199 14, 42| zij schreven de dingen die in verrukkingen der zinnen 200 14, 44| 44 Zo zijn er in veertig dagen geschreven 201 14, 45| die gij geschreven hebt, in het openbaar voor, en laat 202 14, 47| 47 Want in deze is de ader des verstands, 203 15, 1 | 1 ZIET, gij zult in de oren mijns volks de woorden 204 15, 1 | profetie spreken, die ik in uw mond zal leggen, spreekt 205 15, 4 | al de ongelovigen zullen in hun ongeloof sterven.~ 206 15, 10| niet meer dulden dat het in Egypte wone.~ 207 15, 15| strijd, en het zwaard zal in hun handen zijn.~ 208 15, 16| zal ongestadigheid zijn in de mensen, en de een zal 209 15, 17| Want een mens zal begeren in een stad te gaan, en hij 210 15, 21| ik hun doen, en zal het in hun schoot vergelden; dit 211 15, 27| aardbodem gekomen, en gij zult in dezelve blijven. Want God 212 15, 30| Namelijk de Karmaniërs razende in hun toorn, en zij zullen 213 15, 30| kracht, en zullen tegen hen in de krijg staan, en zullen 214 15, 33| daar zal vrees en schrik in hun leger zijn, en twist 215 15, 34| het oosten en noorden tot in het zuiden, haar aanzien 216 15, 39| openen, met de wolk die het in zijn onstuimigheid verwekt 217 15, 45| 45 En die in haar zullen overblijven, 218 15, 48| stad altijd willen navolgen in al haar werken en vonden, 219 15, 55| Het loon uwer hoererij is in uw schoot, daarom zult gij 220 15, 57| worden, en al de uwen zullen in het veld door het zwaard 221 15, 60| 60 In het doortrekken zullen zij 222 15, 60| zullen zij de verslagen stad in stukken stoten, en zullen 223 16, 6 | afweren, die hongerig is in het bos? of het vuur in 224 16, 6 | in het bos? of het vuur in de stoppelen blussen als 225 16, 17| mij; wie zal mij bevrijden in die dagen?,~ 226 16, 19| 19 Wat zal ik in deze doen, wanneer de ongevallen 227 16, 21| 21 En in alle deze zullen zij zich 228 16, 27| wie zal ze treden? want in alle plaatsen zal grote 229 16, 29| verstoken zullen hebben in de dichte bossen, en in 230 16, 29| in de dichte bossen, en in de kloven der steenrotsen.~ 231 16, 30| 30 Gelijk als in een olijfhof aan elke boom 232 16, 32| 32 Zo zullen er in die dagen drie of vier overgelaten 233 16, 35| 35 Haar bruidegoms zullen in de krijg omkomen, en haar 234 16, 39| lichaam, en als het kind nu in de geboorte is, zo vertoeven 235 16, 41| bereidt u ten strijd, en zijt in het ongeval zo, als de vreemdelingen 236 16, 51| zich versiert, en zal haar in het aangezicht beschuldigen, 237 16, 59| Die de zee besloten heeft in het midden der wateren, 238 16, 61| 61 Die in de woestijn waterfonteinen 239 16, 62| zijn hart gesteld heeft in het midden des lichaams, 240 16, 63| doorgrondt alle verborgen dingen in de diepten der aarde.~ 241 16, 64| uw raadslagen, en wat gij in uw harten bedenkt, wanneer 242 16, 66| beschuldigers zullen zijn, in die dag.~ 243 16, 71| van plaats tot plaats, en in de omliggende steden zal


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License