Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
syrië 1
tabernakelen 1
tafelkens 1
te 147
tegelijk 1
tegen 27
tegenover 1
Frequency    [«  »]
172 want
155 hij
151 hebt
147 te
143 zo
124 mijn
120 worden

Het vierde boek Ezra

IntraText - Concordances

te

    Chapter, Verse
1 1, 18| woestijn gebracht, om ons te doden? het ware ons beter 2 1, 18| beter geweest de Egyptenaars te dienen, dan in deze woestijn 3 1, 18| dienen, dan in deze woestijn te sterven.~ 4 1, 26| zijn snel om doodslagen te begaan.~ 5 2, 6 | 6 Dat gij hen te schande brengt, en hun moeder 6 2, 31| uit de zijden der aarde te voorschijn brengen, en ik 7 2, 47| Toen begon ik hen hogelijk te verheffen, die zo kloekmoedig 8 3, 1 | ondergang der stad, was ik te Babylon, en lag bekommerd 9 3, 2 | overvloed dergenen, die te Babylon woonden.~ 10 3, 3 | de allerhoogste met vrees te spreken, en ik zeide:~ 11 3, 7 | hem geboden uw weg lief te hebben, maar hij heeft die 12 3, 7 | geslachten, welker getal niet is te tellen.~ 13 3, 12| op aarde woonden begonnen te vermenigvuldigen, en vele 14 3, 30| behouden; en gij hebt dat niet te verstaan gegeven.~ 15 4, 2 | tot mij: Uw hart gaat veel te hoog in deze wereld, dat 16 4, 2 | de weg des allerhoogsten te begrijpen.~ 17 4, 3 | gezonden om drie wegen aan te wijzen, en om drie gelijkenissen 18 4, 3 | drie gelijkenissen u voor te stellen,~ 19 4, 4 | weg tonen, die gij begeert te zien, en ik zal u leren, 20 4, 19| voor de zee om haar baren te dragen.~ 21 4, 22| de zin gegeven worde om te verstaan.~ 22 4, 24| waardig zijn barmhartigheid te verkrijgen.~ 23 4, 34| om over de Allerhoogste te zijn; want gij haast u tevergeefs 24 4, 34| u tevergeefs om over hem te zijn, en gij gaat u veel 25 4, 34| zijn, en gij gaat u veel te buiten.~ 26 4, 39| rechtvaardigen niet nalate vervuld te worden, om der zonden wil 27 4, 42| nood der geboorte ontslagen te worden, zo haast deze ook, 28 4, 42| zo haast deze ook, om uit te geven hetgeen haar bevolen 29 4, 43| hetgeen gij begerig zijt te zien.~ 30 4, 45| toon mij, of er meer staat te komen, dan er voorbijgegaan 31 4, 52| leven ben ik niet gezonden u te zeggen, want ik weet het 32 5, 8 | en het vuur zal menigmaal te voorschijn komen, en het 33 5, 12| 12 Te dier tijd zullen de mensen 34 5, 13| 13 Deze tekenen u te zeggen is mij toegelaten, 35 5, 22| verstands, en begon weder te spreken voor de Allerhoogste.~ 36 5, 33| zeide tot mij: Uw geest is te zeer bekommerd over Israël; 37 5, 34| mijn nieren drukken mij te aller ure, zoekende te verstaan 38 5, 34| mij te aller ure, zoekende te verstaan de weg des allerhoogsten, 39 5, 34| weg des allerhoogsten, en te doorgronden een deel van 40 5, 37| gesloten zijn, en breng mij te voorschijn de winden, die 41 5, 37| waarnaar gij vraagt om die te zien.~ 42 5, 43| zijn, opdat gij uw oordeel te spoediger vertoondet?~ 43 5, 55| schepselen die nu beginnen oud te worden, en bij wie de sterkte 44 6, 4 | was, en eer de haardsteden te Sion heet waren,~ 45 6, 18| geschieden, als ik zal beginnen te naderen, dat ik de inwoners 46 6, 19| ik van hen zal beginnen te onderzoeken, wie met hun 47 6, 20| als de wereld, die begint te vergaan zal toegezegeld 48 6, 24| 24 En het zal te dien tijde geschieden, dat 49 6, 28| worden, en de waarheid zal te voorschijn komen, die zovele 50 6, 30| mij: Ik ben gekomen om u te tonen de tijd van de toekomende 51 6, 33| gezonden, om dit alles aan te tonen, en u te zeggen: Heb 52 6, 33| alles aan te tonen, en u te zeggen: Heb goede moed en 53 6, 34| voorgaande tijden ijdele dingen te bedenken, en haast u niet 54 6, 34| laatste tijden achterhaald te worden.~ 55 6, 36| mij beroerd, en ik begon te spreken voor de Allerhoogste;~ 56 6, 57| geacht zijn, beginnen ons te overheersen en te verslinden.~ 57 6, 57| beginnen ons te overheersen en te verslinden.~ 58 7, 1 | geëindigd had deze woorden te spreken, dat de engel tot 59 7, 2 | die ik gekomen ben tot u te spreken.~ 60 7, 14| die leven, niet pogen in te gaan door hetgeen hier eng 61 7, 21| wat zij zouden doen om te leven, en wat zij zouden 62 7, 21| onderhouden om niet gestraft te worden.~ 63 7, 38| die kwamen om geheiligd te worden.~ 64 7, 46| aan Adam het aardrijk niet te geven, of als hij het hem 65 7, 46| het hem gegeven had, hem te beletten dat hij niet zou 66 7, 47| het de mensen tegenwoordig te leven in droefheid, en als 67 7, 47| als zij dood zijn de straf te verwachten?~ 68 7, 52| Allerhoogsten bewaard wordt, om hen te beschermen, die lijdzaam 69 7, 56| de dood zouden beginnen te lijden.~ 70 8, 5 | zijt overeengekomen toe te luisteren, en wilt profeteren, 71 8, 9 | zo geeft de baarmoeder te harer tijd weder hetgeen 72 8, 10| de borsten, bevolen melk te geven aan de vrucht der 73 8, 14| door uw bevel gemakkelijk te ordineren, dat behouden 74 8, 17| voor uw aanschijn beginnen te bidden voor mij en voor 75 8, 32| gij begerig zijt u onzer te ontfermen, dan zult gij 76 8, 63| laatste dagen zult beginnen te doen, maar gij hebt mij 77 9, 2 | Allerhoogste zal beginnen te bezoeken de wereld, die 78 9, 18| nog niet was geschapen om te bouwen, zo wedersprak mij 79 9, 28| werd geopend, en ik begon te spreken voor de Allerhoogste:~ 80 10, 2 | medeburgers zijn opgestaan om mij te troosten, en ik hield mij 81 10, 3 | zij allen ophielden mij te troosten, opdat ik zou rusten, 82 10, 4 | voorgenomen niet weder in de stad te komen, maar hier te blijven, 83 10, 4 | stad te komen, maar hier te blijven, en niet te eten 84 10, 4 | hier te blijven, en niet te eten noch te drinken, en 85 10, 4 | blijven, en niet te eten noch te drinken, en zonder ophouden 86 10, 4 | drinken, en zonder ophouden te treuren en te vasten totdat 87 10, 4 | zonder ophouden te treuren en te vasten totdat ik sterf.~ 88 10, 41| treuren, zijt gij begonnen te troosten,~ 89 10, 49| zijt gij begonnen haar te troosten, en van deze dingen 90 10, 52| Allerhoogste u dit zou beginnen te vertonen;~ 91 10, 54| Allerhoogsten zou begonnen vertoond te worden.~ 92 10, 55| uwer ogen kan vatten om te zien.~ 93 10, 56| uwer oren zal vatten om te horen.~ 94 11, 8 | op zijn plaats, en wake te zijner tijd.~ 95 11, 16| verkondig ik u, eer gij begint te verdwijnen;~ 96 11, 25| vleugelen waren, meenden zich op te richten en heerschappij 97 11, 25| richten en heerschappij te verkrijgen.~ 98 11, 28| bij zichzelf heerschappij te verkrijgen.~ 99 11, 31| welke heerschappij meenden te verkrijgen.~ 100 12, 2 | zich opgericht hadden om te heersen, verschenen niet 101 12, 3 | ziet, zij kwamen niet meer te voorschijn, en het gehele 102 12, 15| Want de tweede zal beginnen te heersen, en zal het meer 103 12, 18| zal in gevaar staan van te vallen, doch het zal dan 104 12, 21| zijn einde zal beginnen te naderen, maar de twee zullen 105 12, 25| goddeloosheid tezamen zullen te voorschijn brengen, en deze 106 12, 36| verborgenheid des Allerhoogsten te weten.~ 107 12, 39| Allerhoogste goeddunken zal u te vertonen.~ 108 13, 3 | aangezicht keerde om op te merken, daar verschrikte 109 13, 7 | de landstreek of plaats te zien, waaruit de berg uitgesneden 110 13, 8 | waren tegen hem, om hem te bestrijden, waren zeer bevreesd, 111 13, 8 | en nochtans bestonden zij te strijden.~ 112 13, 10| onweder, en deze allen zijn te zamen vermengd geworden, 113 13, 11| menigte, die bereid was om te strijden, en verbrandde 114 13, 28| menigte die gekomen was om hem te bestrijden, daarvan is dit 115 13, 29| Allerhoogste zal beginnen te verlossen degenen, die op 116 13, 37| zullen beginnen gepijnigd te worden,~ 117 13, 46| nu weder zullen beginnen te komen,~ 118 13, 49| wanneer hij zal beginnen te verderven de menigte dergenen, 119 14, 10| de tijden genaken om oud te worden.~ 120 14, 14| haast u om uit deze tijden te verhuizen.~ 121 14, 24| welke bereid zijn om snel te schrijven;~ 122 14, 25| zijn, die gij zult beginnen te schrijven.~ 123 14, 26| heimelijk overgeven; want morgen te dezer ure zult gij beginnen 124 14, 26| dezer ure zult gij beginnen te schrijven.~ 125 14, 38| open, en drink hetgeen ik u te drinken zal geven.~ 126 15, 17| zal begeren in een stad te gaan, en hij zal niet kunnen.~ 127 15, 19| hebben, om hun huizen teniet te doen door het zwaard, en 128 15, 19| zwaard, en om hun goederen te roven, vanwege de honger 129 15, 20| koningen der aarde om mij te vrezen, welke daar zijn 130 15, 20| Libanon, om tegen zichzelf te keren, en te vergelden hetgeen 131 15, 20| tegen zichzelf te keren, en te vergelden hetgeen zij hun 132 15, 31| om met grote kracht die te vervolgen.~ 133 15, 39| opkwam, om verschrikking te maken aan de oosten wind 134 15, 47| u altijd begeerd hebben te hoereren.~ 135 15, 53| hen niet hadt verheven om te slaan, en gij niet gezegd 136 16, 6 | stoppelen blussen als het begint te branden?~ 137 16, 28| begerig zijn om een ander mens te zien of zijn stem te horen.~ 138 16, 28| mens te zien of zijn stem te horen.~ 139 16, 40| niet vertoeven op aarde te komen, en de wereld zal 140 16, 61| watermeren, om rivieren uit te geven van de hoge rotssteen, 141 16, 61| rotssteen, om het aardrijk te bevochtigen.~ 142 16, 65| doorgrond, en zal u allen te voorschijn brengen.~ 143 16, 68| ongerechtigheden eeuwig te bedrijven, zo zal God u 144 16, 69| hen doden om de afgoden te zijn tot een spijs.~ 145 16, 72| zullen niemand sparen, om te beroven, en te verstoren 146 16, 72| sparen, om te beroven, en te verstoren die God nog vrezen.~ 147 16, 78| om door het vuur verbrand te worden.~ ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License