Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
middelste 3
midden 8
mij 196
mijn 124
mijner 3
mijns 3
minder 3
Frequency    [«  »]
151 hebt
147 te
143 zo
124 mijn
120 worden
111 met
109 der

Het vierde boek Ezra

IntraText - Concordances

mijn

    Chapter, Verse
1 1, 5 | 5 Ga heen en verkondig mijn volk hun boosheden, en hun 2 1, 7 | toorn verwekt, en hebben mijn raad veracht.~ 3 1, 8 | kwaad op hen, omdat zij mijn wet niet gehoorzaam zijn 4 1, 16| hebt niet getriumfeerd in mijn naam over de verdelging 5 1, 22| Amorieën, en dorst hadt, en gij mijn naam lasterdet,~ 6 1, 24| volken keren, en zal hun mijn naam geven, opdat zij mijn 7 1, 24| mijn naam geven, opdat zij mijn inzettingen houden.~ 8 1, 30| ik u doen? Ik zal u van mijn aangezicht verwerpen.~ 9 1, 31| voortbrengen, zo zal ik mijn aangezicht van u keren; 10 1, 32| 32 Ik heb mijn knechten de profeten tot 11 1, 34| vruchtbaar zijn, want zij hebben mijn gebod niet geacht, en hebben 12 2, 1 | bevelen gegeven heb door mijn knechten de profeten, die 13 2, 1 | willen horen, maar zij hebben mijn raad teniet gemaakt.~ 14 2, 5 | moeder dezer kinderen, die mijn verbond niet hebben willen 15 2, 7 | worden; want zij hebben mijn eed veracht.~ 16 2, 10| Here tot Ezra, verkondig mijn volk, dat ik hun het koninkrijk 17 2, 16| voortbrengen; want ik heb mijn naam bekend gemaakt in Israël.~ 18 2, 18| 18 Ik zal u mijn knechten Jesaja en Jeremia 19 2, 23| de eerste plaats geven in mijn verrijzenis:~ 20 2, 24| 24 Wees stil, en houd op, mijn volk, want uw rust zal komen.~ 21 2, 29| 29 Mijn handen zullen u bedekken, 22 2, 32| barmhartigheid bewijze, want mijn fonteinen vloeien over, 23 2, 32| fonteinen vloeien over, en mijn genade zal niet ontbreken.~ 24 2, 36| betuig dit openlijk voor mijn Zaligmaker.~ 25 2, 48| tot mij: Ga en verkondig mijn volk hoedanige en hoe grote 26 3, 1 | Babylon, en lag bekommerd op mijn bed, en mijn gedachten kwamen 27 3, 1 | bekommerd op mijn bed, en mijn gedachten kwamen in mijn 28 3, 1 | mijn gedachten kwamen in mijn hart;~ 29 3, 3 | 3 En mijn geest werd zeer bewogen; 30 3, 29| welker geen getal is, (want mijn ziel heeft vele overtreders 31 3, 29| dertigste jaar nu gezien) zo is mijn hart mij ontvallen.~ 32 4, 3 | 3 En ik zeide: Ja mijn Here. En hij antwoordde 33 5, 14| Toen verschrikte ik, en mijn lichaam beefde zeer, en 34 5, 14| lichaam beefde zeer, en mijn ziel werd bang, zodat ik 35 5, 15| versterkte mij, en stelde mij op mijn voeten.~ 36 5, 22| 22 En mijn ziel nam weder de geest 37 5, 33| 33 Toen zeide ik: Spreek mijn Here. En hij zeide tot mij: 38 5, 34| droefheid gesproken; want mijn nieren drukken mij te aller 39 5, 35| waarom was mij de schoot van mijn moeder niet een graf, opdat 40 5, 40| gezegd zijn, zo zult gij ook mijn oordeel niet vinden, noch 41 5, 40| eigenlijke liefde, die ik mijn volk toegezegd heb.~ 42 5, 42| hij zeide tot mij: Ik wil mijn oordeel met een cirkel vergelijken; 43 6, 17| gehoord had, zo stond ik op mijn voeten, en ik hoorde, en 44 6, 25| behouden worden, en zal mijn zaligheid zien, en het einde 45 6, 36| aan de achtste nacht, werd mijn hart weder in mij beroerd, 46 6, 37| 37 Want mijn geest werd zeer ontstoken 47 6, 37| geest werd zeer ontstoken en mijn ziel werd beangst.~ 48 7, 3 | 3 En ik zeide: Spreek mijn God! en hij zeide tot mij: 49 7, 11| wereld gemaakt, en als Adam mijn inzettingen overtreden heeft, 50 7, 27| onheilen bevrijd is, zal mijn wonderen zien.~ 51 7, 28| 28 Want mijn Zoon Jezus zal geopenbaard 52 7, 29| 29 En na die jaren zal mijn Zoon Christus sterven, en 53 7, 46| antwoordde ik, en zeide: Dit is mijn eerste en laatste reden, 54 8, 4 | antwoordde en zeide: Nu dan mijn ziel, verslind de zin, en 55 8, 19| 19 Daarom hoor mijn stem, en versta mijn reden, 56 8, 19| hoor mijn stem, en versta mijn reden, en ik zal voor u 57 8, 47| ontbreekt nog veel, dat gij mijn schepsel zoudt liefhebben 58 8, 61| 61 En daarom nadert nu mijn oordeel.~ 59 9, 8 | voorzegde gevaren, en hij zal mijn zaligheid zien in mijn land, 60 9, 8 | zal mijn zaligheid zien in mijn land, en in mijn palen; 61 9, 8 | zien in mijn land, en in mijn palen; want ik heb mij die 62 9, 9 | niet ontfermd worden, die mijn wegen misbruikt hebben, 63 9, 11| 11 En die van mijn wet een walg gehad hebben, 64 9, 22| voortgekomen is; en dat mijn wijnbezie en mijn planting 65 9, 22| en dat mijn wijnbezie en mijn planting behouden worden, 66 9, 27| nederzat op het gras, en mijn hart werd weder beroerd 67 9, 28| 28 En mijn mond werd geopend, en ik 68 9, 30| zaad Jakobs, luister naar mijn reden.~ 69 9, 31| 31 Want ziet ik zaai mijn wet in u, en zij zal in 70 9, 32| gehouden, en zij hebben mijn rechten niet bewaard, en 71 9, 38| En als ik deze dingen in mijn hart sprak, zo zag ik om 72 9, 38| sprak, zo zag ik om met mijn ogen, en ik zag een vrouw 73 9, 39| 39 Toen liet ik mijn gedachten varen, waarin 74 9, 41| opdat ik mag wenen, en in mijn droefheid voortgaan, want, 75 9, 45| verhoord heeft, en hij heeft mijn vernedering gezien, en hij 76 9, 45| vernedering gezien, en hij heeft mijn angst aangemerkt, en hij 77 9, 45| vreugde over hem gehad, ik en mijn man, en al mijn medeburgers, 78 9, 45| gehad, ik en mijn man, en al mijn medeburgers, en wij vereerden 79 10, 1 | EN het is geschied, toen mijn zoon in zijn slaapkamer 80 10, 2 | lichten omgekeerd, en al mijn medeburgers zijn opgestaan 81 10, 5 | 5 Toen liet ik mijn redenen, waarin ik bezig 82 10, 12| Indien gij nu tot mij zegt: Mijn treuren is niet aan dat 83 10, 28| van zinnen gekomen ben, en mijn einde is geworden tot verderfenis, 84 10, 28| geworden tot verderfenis, en mijn gebed tot smaadheid.~ 85 10, 30| ik lag als een dode, en mijn verstand was mij benomen, 86 10, 30| sterkte mij, en stelde mij op mijn benen, en zeide tot mij:~ 87 10, 34| 34 Spreek, mijn Here, tot mij, en verlaat 88 10, 36| 36 Of worden mijn zinnen bedrogen, en droomt 89 10, 36| zinnen bedrogen, en droomt mijn ziel?~ 90 11, 39| heerschappij had gegeven in mijn wereld, opdat naar haar 91 12, 3 | zinnen, en ik zeide tot mijn geest:~ 92 12, 5 | ik ben nog vermoeid in mijn gemoed, en ik ben zeer zwak 93 12, 5 | en ik ben zeer zwak in mijn geest, en daar is geen kracht 94 12, 7 | vele anderen, en indien mijn gebed waarlijk voor uw aangezicht 95 12, 8 | gruwzaam gezicht, opdat gij mijn ziel ten volle moogt vertroosten.~ 96 12, 34| 34 Want hij zal mijn overgebleven volk verlossen 97 12, 34| ellende, namelijk die op mijn palen zullen ontkomen zijn, 98 13, 14| waardig geacht, dat gij mijn gebed zoudt aannemen,~ 99 13, 16| 16 Want zo ik acht in mijn gemoed, wee degenen, die 100 13, 32| tevoren getoond heb, dan zal mijn Zoon geopenbaard worden 101 13, 37| 37 Doch deze mijn Zoon zal de dingen bestraffen, 102 13, 48| volk, zijn deze, die binnen mijn landpalen gevonden worden.~ 103 13, 52| op de aarde kunnen zien mijn Zoon, of degenen, die bij 104 13, 54| verlaten, en hebt u omtrent mijn wet bezig gehouden, en hebt 105 14, 2 | Here, en ik stond op, op mijn voeten, en hij zeide tot 106 14, 3 | heb met hem gesproken, als mijn volk in Egypte dienstbaar 107 14, 4 | heb hem gezonden, en heb mijn volk uit Egypte geleid, 108 14, 9 | zult voortaan verkeren met mijn raad, en met uws gelijken 109 14, 39| 39 Toen deed ik mijn mond open, en ziet een volle 110 14, 40| het gedronken had, zo werd mijn hart vervuld met wetenschap, 111 14, 40| en de wijsheid wies in mijn borst, en mijn geest werd 112 14, 40| wijsheid wies in mijn borst, en mijn geest werd versterkt in 113 14, 41| 41 En mijn mond werd opgedaan, en werd 114 15, 10| 10 Ziet mijn volk wordt als een kudde 115 15, 21| zij tot op de huidige dag mijn uitverkorenen hebben gedaan, 116 15, 22| 22 Mijn hand zal de zondaar niet 117 15, 22| zondaar niet verschonen, en mijn zwaard zal niet ophouden 118 15, 24| Wee hen die zondigen, en mijn geboden niet houden, spreekt 119 15, 25| uit hun macht: en bevlekt mijn heiligdom niet.~ 120 15, 53| 53 Indien gij mijn uitverkorenen ten allen 121 15, 56| 56 Gelijk gij mijn uitverkorenen zult doen, 122 16, 41| 41 Hoort het woord, mijn volk, bereidt u ten strijd, 123 16, 75| 75 Hoort, mijn geliefden, spreekt de Here: 124 16, 77| 77 En gij die mijn geboden en bevelen houdt,


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License