Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
merk 2
merken 1
mest 1
met 111
meteen 1
mettertijd 2
micha 1
Frequency    [«  »]
143 zo
124 mijn
120 worden
111 met
109 der
108 op
108 zeide

Het vierde boek Ezra

IntraText - Concordances

met

    Chapter, Verse
1 1, 10| uitgeroeid; ik heb Farao met zijn knechten, en zijn gehele 2 1, 19| 19 Toen had ik medelijden met uw zuchten, en heb u manna 3 1, 20| voor de hitte heb ik u met bladeren der bomen gedekt.~ 4 1, 26| want gij hebt uw handen met bloed bevlekt, en uw voeten 5 1, 37| wiens kleine kinderen zich met blijdschap verheugen, welke 6 1, 37| blijdschap verheugen, welke mij met de lichamelijke ogen wel 7 2, 3 | 3 Met vreugde heb ik u opgevoed, 8 2, 3 | u opgevoed, en ik heb u met rouw en droefheid verloren: 9 2, 15| uw kinderen; voed die op met blijdschap als een duif, 10 2, 18| bereid heb twaalf bomen met verscheidene vruchten beladen;~ 11 2, 19| En zoveel fonteinen die met melk en honig vlieten; en 12 2, 19| op welk ik uw kinderen met blijdschap zal vervullen.~ 13 2, 21| en kranken; en spot niet met de kreupelen; bescherm de 14 2, 30| Vervrolijk u, gij moeder met uw kinderen, want ik zal 15 2, 42| zij loofden allen de Here met lofzangen;~ 16 3, 3 | begon tot de allerhoogste met vrees te spreken, en ik 17 3, 11| overblijven, namelijk Noach met zijn huisgezin, en uit hem 18 3, 15| 15 En gij hebt met hem een eeuwig verbond gemaakt, 19 3, 22| zwakheid, en de wet is gebleven met het hart des volks, en met 20 3, 22| met het hart des volks, en met de boosheid van de wortel, 21 3, 23| verwektet u een knecht, met name David.~ 22 3, 36| 36 Deze zult gij wel met namen vinden, dat zij uw 23 4, 10| mij: Uw eigen dingen, die met u zijn opgewassen, kunt 24 4, 25| 25 Maar wat zal hij doen met zijn naam, die over ons 25 4, 37| 37 En hij heeft de tijden met een maat gemeten, en heeft 26 4, 37| gemeten, en heeft de tijden met een getal geteld, en hij 27 4, 49| en bracht veel regen in met onstuimigheid, en als de 28 5, 9 | vrienden zullen elkander met krijg overvallen, dan zal 29 5, 15| engel die gekomen was en met mij sprak, hield mij op, 30 5, 42| mij: Ik wil mijn oordeel met een cirkel vergelijken; 31 6, 19| beginnen te onderzoeken, wie met hun ongerechtigheid anderen 32 6, 21| kinderen van één jaar zullen met hun stemmen spreken, en 33 6, 23| 23 En de bazuin zal met een geluid slaan, welke 34 6, 24| vijanden, en het aardrijk zal met hen verschrikken; en de 35 6, 29| het geschiedde, toen hij met mij sprak, dat ik hem allengskens 36 6, 39| duisternis zweefde rondom met stilte; want het geluid 37 6, 56| en zij zijn vergeleken met speeksel, en hun menigte 38 6, 56| menigte hebt gij vergeleken met de druppel, die van een 39 6, 59| bezitten wij dan niet een erve met de wereld? hoe lang zal 40 7, 12| kwaad, en vol gevaar, en met arbeid zeer bezet.~ 41 7, 26| vertoond worden, die nu met aarde overtogen is.~ 42 7, 28| Jezus zal geopenbaard worden met degenen die bij hem zijn, 43 7, 32| stof degenen die daarin met stilte wonen, en de binnenkameren 44 7, 67| niet levend worden gemaakt, met degenen, die daarin erfenis 45 8, 2 | gemaakt wordt; zo is het ook met de stand der tegenwoordige 46 8, 9 | bewaard wordt, zal beide met elkander bewaard worden, 47 8, 14| gij dan die verderft, die met zo grote moeite is voortgebracht, 48 8, 22| Wier opmerking zich keert met wind en vuur; wiens woord 49 8, 24| gebed uws dienaars, en vat met uw oren de smeking van uw 50 8, 27| degenen, die uw getuigenissen met smarten onderhouden.~ 51 8, 57| hebben zij de rechtvaardigen met voeten vertreden.~ 52 9, 22| behouden worden, want ik heb ze met veel arbeid volmaakt.~ 53 9, 25| ophouden, zo zal ik komen en met u spreken.~ 54 9, 38| hart sprak, zo zag ik om met mijn ogen, en ik zag een 55 9, 38| zie, zij treurde en weende met luide stem, en zij was zeer 56 9, 46| 46 En ik voedde hem op met grote arbeid.~ 57 10, 5 | bezig was, varen, en sprak met gramschap tot haar, en zeide:~ 58 10, 7 | Want Sion onze moeder is met allerlei droefheid bedroefd, 59 10, 7 | allerlei droefheid bedroefd, en met nederheid vernederd, en 60 10, 12| mijns lijfs verloren, die ik met smarten gebaard en met droefheid 61 10, 12| ik met smarten gebaard en met droefheid voortgebracht 62 10, 14| Zo zeg ik u, gelijk gij met smarten gebaard hebt, zo 63 10, 19| 19 Toen sprak ik verder met haar en zeide:~ 64 10, 25| het is geschied, toen ik met haar sprak, dat haar aangezicht 65 10, 27| verschrikte, en ik riep met luide stem, en zeide:~ 66 10, 47| u gezegd heeft, dat zij met hem arbeid heeft opgebracht, 67 11, 4 | andere hoofden, en hij was met deze ook in rust.~ 68 11, 5 | zag, en zie de arend vloog met zijn vleugelen en heerste 69 11, 19| 19 En zo ging het met al de andere, dat zij elk 70 11, 31| dit hoofd keerde zich om, met degenen die bij hem waren, 71 11, 32| over allen die de aarde met veel arbeid bewonen, en 72 11, 40| wereld heeft ingehouden met grote vrees, en het ganse 73 11, 40| vrees, en het ganse aardrijk met onbehoorlijke arbeid, en 74 11, 40| arbeid, en de aardbodem met zoveel bedrog heeft bewoond?~ 75 12, 24| die daarin wonen; en dat met veel moeite boven allen 76 12, 26| zal sterven, en nochtans met smarten.~ 77 12, 28| enen zal verslinden hem die met hem is, maar nochtans zal 78 12, 44| ware het ons, dat wij ook met de brand Sions verbrand 79 12, 45| gestorven zijn; en zij weenden met luider stem.~ 80 13, 3 | ziet, een man werd gesterkt met de duizenden des hemels, 81 13, 11| 11 En het viel met geweld over de menigte, 82 13, 13| mensen tot hem, sommigen met een vrolijk aangezicht, 83 13, 20| verdragelijker dat men hierin kome met gevaar, en nu zie de dingen 84 13, 38| 38 Die met de vlam worden vergeleken; 85 13, 38| arbeid, door de wet, die met vuur wordt vergeleken.~ 86 13, 58| 58 En dat hij de tijd, met hetgeen in de tijden teweeggebracht 87 14, 3 | Mozes verschenen, en heb met hem gesproken, als mijn 88 14, 9 | en zult voortaan verkeren met mijn raad, en met uws gelijken 89 14, 9 | verkeren met mijn raad, en met uws gelijken totdat de tijden 90 14, 24| busbomen tafelkens, en neem met u Sareas, Dabreas, Salemias, 91 14, 40| zo werd mijn hart vervuld met wetenschap, en de wijsheid 92 15, 11| Maar ik zal het uitvoeren met een geweldige hand, en een 93 15, 11| arm: en ik zal dat land met plagen slaan als tevoren, 94 15, 12| zijn fundamenten zullen met plagen geslagen worden, 95 15, 12| plagen geslagen worden, en met straffen, die God over hetzelve 96 15, 19| 19 De ene mens zal met de andere geen medelijden 97 15, 29| draken uit Arabië komen met vele wagenen, en gelijk 98 15, 30| bos: en zullen aankomen met grote kracht, en zullen 99 15, 31| omkeren, en tezamen spannen om met grote kracht die te vervolgen.~ 100 15, 39| nemen, en zullen dat openen, met de wolk die het in zijn 101 15, 40| die vol onstuimigheid zijn met het gesternte zich verheffen, 102 15, 40| gehele aarde verschrikken met degenen, die daarop wonen, 103 15, 47| roemen op haar boelen, die met u altijd begeerd hebben 104 15, 62| vruchtdragend geboomte, met vuur verbranden.~ 105 16, 12| 12 Het aardrijk beeft met zijn fundamenten; de zee 106 16, 12| baren zullen ontsteld worden met haar vissen, van het aanschijn 107 16, 32| degenen, die hun huizen met het zwaard doorzoeken.~ 108 16, 33| en al zijn paden zullen met doornen bewassen, omdat 109 16, 48| 48 Want die hun handel met roof drijven, hoe zij hun 110 16, 70| 70 En die met hen eens zullen zijn, zullen 111 16, 78| een bos, en welks paden met doornen zijn bedekt, daar


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License