Chapter, Verse
1 1, 3 | gevangene geweest is in het land der Meden, onder het koninkrijk
2 1, 3 | van Artaxerxes, de koning der Perzen.~
3 1, 7 | van Egypte, uit het huis der dienstbaarheid? Zij daarentegen
4 1, 19| spijs gegeven; gij hebt der engelen brood gegeten.~
5 1, 20| hitte heb ik u met bladeren der bomen gedekt.~
6 1, 22| woestijn waart, aan de rivier der Amorieën, en dorst hadt,
7 2, 17| En vrees niet, gij moeder der kinderen! want ik heb u
8 2, 20| 20 Spreekt recht der weduwen; doe recht de wezen;
9 2, 31| ik zal ze uit de zijden der aarde te voorschijn brengen,
10 2, 34| nabij, die aan het einde der wereld zal komen.~
11 3, 1 | dertigste jaar van de ondergang der stad, was ik te Babylon,
12 4, 7 | woningen zijn er in het hart der zee? of hoeveel aderen zijn
13 4, 17| de aanslag van de baren der zee, want het zand stond
14 4, 31| zelf, wat een grote vrucht der goddeloosheid het graan
15 4, 35| 35 Hebben niet de zielen der rechtvaardigen in hun binnenkamers
16 4, 36| Als dan, wanneer het getal der zaden onder u zal vervuld
17 4, 39| misschien om onzentwil de oogst der rechtvaardigen niet nalate
18 4, 39| nalate vervuld te worden, om der zonden wil dergenen die
19 4, 41| hel zijn de binnenkameren der zielen aan de baarmoeder
20 4, 42| zich haast, om van de nood der geboorte ontslagen te worden,
21 5, 1 | grote rijkdom, en de weg der waarheid zal verborgen zijn,
22 5, 18| zijn schapen, in het geweld der kwade wolven.~
23 5, 23| heersende Here, uit alle bossen der aarde en uit al hun bomen
24 5, 25| 25 En uit al die diepten der zee hebt gij u een beek
25 5, 40| Gelijk gij niet doen kunt een der dingen, die gezegd zijn,
26 5, 48| Ik heb ook de baarmoeder der aarde gegeven, voor degenen
27 5, 49| kind niet baart, hetgeen der ouden is, zo heb ik ook
28 5, 55| worden, en bij wie de sterkte der jeugd nu voorbij is.~
29 6, 1 | begin had, en eer de einden der wereld vaststonden, en eer
30 6, 2 | gaven, en eer het licht der bliksems scheen, en eer
31 6, 3 | de ontelbare heerscharen der engelen verzameld waren,~
32 6, 4 | 4 En eer de hoogte der lucht werd opgeheven, en
33 6, 4 | opgeheven, en eer de maat der hemelen bekend was, en eer
34 6, 9 | eeuw is Ezau, en het begin der toekomende is Jakob.~
35 6, 15| einde, en het fundament der aarde wordt daarbij ook
36 6, 18| naderen, dat ik de inwoners der aarde zal bezoeken.~
37 6, 24| verschrikken; en de aderen der fonteinen zullen stilstaan
38 6, 26| zullen het zien; en het hart der inwoners zal veranderd,
39 6, 38| Here, Gij hebt in het begin der schepping op de eerste dag
40 6, 42| worden op het zevende deel der aarde, doch zes delen hebt
41 6, 45| worden zou het schijnsel der zon, het licht der maan,
42 6, 45| schijnsel der zon, het licht der maan, en de ordening der
43 6, 45| der maan, en de ordening der sterren,~
44 7, 13| zeker, en brachten de vrucht der onsterfelijkheid voort.~
45 7, 23| hebben zichzelf bedriegerijen der zonde voorgesteld, en hebben
46 7, 43| en het begin van de tijd der toekomende onsterfelijkheid,
47 7, 51| weggelegd zijn woningen der gezondheid, en der zekerheid,
48 7, 51| woningen der gezondheid, en der zekerheid, en wij toch kwalijk
49 7, 68| het tienduizendste deel der mensen niet levend gemaakt
50 7, 69| niet uitwiste de menigte der twistingen,~
51 8, 2 | is het ook met de stand der tegenwoordige wereld.~
52 8, 10| melk te geven aan de vrucht der borsten;~
53 8, 20| 20 Het begin der woorden van Ezra, eer hij
54 8, 21| voor wie het heerleger der engelen sidderend staat.~
55 8, 27| let niet op het goddeloze der heidenen, maar op degenen,
56 8, 32| namelijk, die geen werken der gerechtigheid hebben.~
57 8, 35| 35 Want in der waarheid, daar is niemand
58 8, 36| over degenen, die het wezen der goede werken niet hebben.~
59 8, 39| vreugde hebben over het pogen der rechtvaardigen, en ik zal
60 8, 54| zijn vergaan, en de schat der onsterfelijkheid is aan
61 8, 63| hebt gij mij de veelheid der tekenen getoond, die gij
62 9, 1 | geschieden, wanneer een deel der tekenen, die voorzegd zijn,
63 9, 3 | gezien worden, en beroerten der volken,~
64 9, 17| landbouw; want het was de tijd der wereld.~
65 9, 20| ziet, daar was gevaar om der gedachten wil, die daarin
66 9, 32| niet bewaard, en de vrucht der wet is niet openbaar geworden,
67 10, 12| treuren is niet aan dat der aarde gelijk; want ik heb
68 10, 13| aarde doet naar de wijze der aarde, en de tegenwoordige
69 10, 26| aarde beefde van de stem der vrouw.~
70 10, 42| nu ziet gij de gestalte der vrouw niet meer; maar het
71 10, 59| Allerhoogste zal u die gezichten der hoogste dingen tonen, welke
72 11, 39| opdat naar haar het einde der tijden zou komen?~
73 12, 9 | geacht, dat gij het laatste der tijden mij zult vertonen.~
74 13, 9 | zodra als hij het geweld der aankomende menigte zag,
75 13, 25| opklimmend uit het midden der zee.~
76 13, 40| die Salmanasser de koning der Assyriërs gevankelijk weggevoerd
77 13, 41| besloten, dat zij de menigte der heidenen zouden verlaten,
78 13, 44| tekenen, en hield de aderen der rivier op, totdat zij daarover
79 13, 47| Allerhoogste weder de aderen der rivier ophouden, opdat zij
80 13, 51| dat de man van het midden der zee opkwam. En hij zeide
81 13, 52| weten, die in de diepte der zee zijn, zo zal niemand
82 14, 5 | verborgenheden en het einde der tijden, en beval hem, zeggende:~
83 14, 35| en dan zullen de namen der rechtvaardigen bekend, en
84 14, 35| rechtvaardigen bekend, en de werken der bozen openbaar worden.~
85 14, 42| dingen die in verrukkingen der zinnen van mij werden gezegd,
86 14, 47| derwijsheid, en de vloed der wetenschap; en ik deed alzo.~ ~
87 15, 1 | oren mijns volks de woorden der profetie spreken, die ik
88 15, 3 | niet over de ongelovigheid der tegensprekers.~
89 15, 8 | roept tot mij; en de zielen der rechtvaardigen roepen zonder
90 15, 20| de Here, al de koningen der aarde om mij te vrezen,
91 15, 23| verteerd de fundamenten der aarde, en de zondaars als
92 15, 28| aankomst is van de opgang der zon.~
93 15, 30| zullen een deel van het land der Assyriërs verwoesten.~
94 15, 33| aankomende van het land der Assyriërs, zal hen bezetten,
95 15, 36| 36 En de mest der mensen zal komen tot aan
96 15, 36| komen tot aan de gordel der kemelen, en daar zal grote
97 15, 42| de heuvelen, en de bomen der bossen, en het gras der
98 15, 42| der bossen, en het gras der velden, en hun vruchten.~
99 16, 13| geschoten worden tegen de einden der aarde.~
100 16, 15| totdat het de fundamenten der aarde zal verteerd hebben.~
101 16, 18| 18 Het begin der smarten, en veel zuchtens;
102 16, 18| veel stervens; het begin der krijgen, en de machtigen
103 16, 29| bossen, en in de kloven der steenrotsen.~
104 16, 41| zo, als de vreemdelingen der aarde.~
105 16, 55| alle daden en raadslagen der mensen, en hun gedachten,
106 16, 59| besloten heeft in het midden der wateren, en de aarde gehangen
107 16, 61| gesteld, en op de spitsen der bergen watermeren, om rivieren
108 16, 63| verborgen dingen in de diepten der aarde.~
109 16, 75| de Here: ziet, de dagen der verdrukking zijn nabij,
|