Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
huisgezin 1
huizen 8
hulp 2
hun 106
hunnentwil 2
hunner 3
huwelijk 2
Frequency    [«  »]
108 op
108 zeide
106 hebben
106 hun
103 als
96 heb
94 dan

Het vierde boek Ezra

IntraText - Concordances

hun

    Chapter, Verse
1 1, 5 | heen en verkondig mijn volk hun boosheden, en hun kinderen 2 1, 5 | mijn volk hun boosheden, en hun kinderen hun ongerechtigheden, 3 1, 5 | boosheden, en hun kinderen hun ongerechtigheden, die zij 4 1, 5 | hebben begaan, dat zij het hun kindskinderen verkondigen;~ 5 1, 11| heb alle heidenen van voor hun aanschijn verdelgd; en in 6 1, 11| Sidon, verstrooid, en al hun vijanden heb ik omgebracht.~ 7 1, 24| andere volken keren, en zal hun mijn naam geven, opdat zij 8 1, 32| genomen en gedood hebt, en hun lichamen hebt gij verscheurd; 9 1, 36| profeten gezien, en zullen toch hun zonden bekennen.~ 10 2, 6 | hen te schande brengt, en hun moeder ten roof, opdat zij 11 2, 7 | 7 Laat hun namen verstrooid worden 12 2, 9 | ashopen ligt, zo zal ik hun doen, die mij niet gehoord 13 2, 10| verkondig mijn volk, dat ik hun het koninkrijk Jeruzalem 14 2, 11| 11 En ik wil hun heerlijkheid tot mij nemen, 15 2, 11| heerlijkheid tot mij nemen, en zal hun de eeuwige tabernakelen 16 2, 12| 12 De boom des levens zal hun zijn tot een welriekende 17 2, 15| blijdschap als een duif, bevestig hun voeten, want ik heb u verkoren, 18 2, 16| zal de doden opwekken uit hun plaatsen, en uit de graven 19 2, 25| uw kinderen op, versterk hun voeten.~ 20 2, 31| voorschijn brengen, en ik zal hun barmhartigheid bewijzen, 21 2, 32| kinderen totdat ik kom, en hun barmhartigheid bewijze, 22 2, 43| een kroon op een ieder van hun hoofden, en hij werd meer 23 2, 46| Wie is de jongeling die hun kronen opzet, en palmtakken 24 4, 35| zielen der rechtvaardigen in hun binnenkamers hiervan gevraagd, 25 5, 12| zij zullen arbeiden maar hun wegen zullen niet gericht 26 5, 23| bossen der aarde en uit al hun bomen hebt gij alleen de 27 6, 19| te onderzoeken, wie met hun ongerechtigheid anderen 28 6, 21| van één jaar zullen met hun stemmen spreken, en de zwangere 29 6, 24| geschieden, dat de vrienden hun vrienden zullen beoorlogen 30 6, 26| aangenomen zijn, die de dood van hun geboorte aan niet gesmaakt 31 6, 46| 46 En gij geboodt hun dat zij de mens dienen zouden, 32 6, 56| vergeleken met speeksel, en hun menigte hebt gij vergeleken 33 6, 58| waarover gij ijvert, zijn in hun handen gegeven.~ 34 7, 32| de zielen wedergeven, die hun toevertrouwd zijn.~ 35 7, 61| droefheid niet zou zijn tot hun verderf, gelijk de blijdschap 36 7, 68| ongerechtigheid gedaan hebben, van hun ongerechtigheden werden 37 8, 33| weggelegd zijn, zullen uit hun werken het loon ontvangen.~ 38 8, 39| ik zal ook gedenken aan hun vreemdelingschap, aan hun 39 8, 39| hun vreemdelingschap, aan hun behoudenis, en aan het ontvangen 40 8, 50| vele en jammerlijke ellende hun overkomen, die de wereld 41 8, 56| 56 Want zij hebben hun vrijheid aangenomen, en 42 8, 58| 58 En hebben in hun hart gezegd, dat er geen 43 8, 59| tevoren gezegd is, zo zal hun dorst en smart wedervaren, 44 8, 59| smart wedervaren, welke hun toebereid zijn. Want hij 45 8, 60| ondankbaar geweest tegen die, die hun het leven bereid had.~ 46 9, 6 | wonderen en tekenen, en hun einden in werkingen, en 47 9, 12| 12 En toen hun nog plaats van berouw open 48 9, 29| uit Egypte togen, en hebt hun ernstig gezegd:~ 49 10, 10| bijna allen ten verderve, en hun menigte is tot uitroeiing.~ 50 11, 44| zij zijn geëindigd, en hun boze daden zijn vervuld.~ 51 12, 2 | verschenen niet meer, en hun rijk was zeer klein en vol 52 12, 32| behouden heeft, tegen hen en hun goddeloosheid, en hij zal 53 12, 32| en hij zal over henzelf hun verscheuring brengen.~ 54 12, 50| stad vertrokken, gelijk ik hun gezegd had.~ 55 13, 37| uitgevonden hebben, namelijk deze hun goddeloosheden, welke het 56 13, 37| onweder nabij komen vanwege hun kwade gedachten, en pijnigingen, 57 13, 40| de tien stammen, die uit hun land gevangen zijn genomen 58 13, 42| 42 Daar wilden zij hun rechten onderhouden, die 59 13, 42| onderhouden, die zij in hun land niet gehouden hadden.~ 60 13, 44| Want de Allerhoogste deed hun toen tekenen, en hield de 61 13, 50| 50 En alsdan zal hij hun vele wondertekenen tonen.~ 62 15, 4 | de ongelovigen zullen in hun ongeloof sterven.~ 63 15, 8 | Ik zal niet zwijgen over hun goddeloosheid, die zij roekeloos 64 15, 13| bouwen, zullen treuren; want hun zaad zal van brand, en hagel, 65 15, 15| Dewijl het zwaard nadert, en hun ondergang, en het ene volk 66 15, 15| strijd, en het zwaard zal in hun handen zijn.~ 67 15, 16| overweldigen, en zullen naar hun koning niet vragen, en de 68 15, 16| vorsten zullen de weg van hun handelingen naar hun geweld 69 15, 16| van hun handelingen naar hun geweld afmeten.~ 70 15, 18| 18 Want vanwege hun hovaardij zullen de steden 71 15, 19| geen medelijden hebben, om hun huizen teniet te doen door 72 15, 19| doen door het zwaard, en om hun goederen te roven, vanwege 73 15, 20| te vergelden hetgeen zij hun aangedaan hebben.~ 74 15, 21| hebben gedaan, alzo zal ik hun doen, en zal het in hun 75 15, 21| hun doen, en zal het in hun schoot vergelden; dit spreekt 76 15, 25| wijkt gij kinderen uit hun macht: en bevlekt mijn heiligdom 77 15, 29| gelijk als een wind zal hun menigte gedreven worden 78 15, 30| de Karmaniërs razende in hun toorn, en zij zullen komen 79 15, 31| overhand krijgen, zijnde hun natuur indachtig, en zullen 80 15, 32| en zullen stilstaan voor hun kracht, en zullen zich op 81 15, 33| bezetten, en zal een uit hun Oversten ternederhouwen, 82 15, 33| daar zal vrees en schrik in hun leger zijn, en twist tegen 83 15, 33| leger zijn, en twist tegen hun koningen.~ 84 15, 35| ter aarde werpen, en ook hun eigen sterren, en het bloed 85 15, 42| het gras der velden, en hun vruchten.~ 86 15, 53| als gij dronken waart over hun dood,~ 87 15, 58| honger sterven, en zullen hun eigen vlees eten, en bloed 88 15, 61| ternedergeworpen zijt, zo zult gij hun zijn voor stoppelen, en 89 16, 21| zij zich niet bekeren van hun ongerechtigheden, en zullen 90 16, 22| zodat zij zullen menen, dat hun vrede toebereid is, maar 91 16, 32| worden, bij degenen, die hun huizen met het zwaard doorzoeken.~ 92 16, 47| 47 Want hun vruchten zullen de vreemden 93 16, 47| vreemden maaien, en zullen hun goederen roven, en hun huizen 94 16, 47| zullen hun goederen roven, en hun huizen verstoren, en zullen 95 16, 47| huizen verstoren, en zullen hun kinderen gevangen nemen, 96 16, 48| 48 Want die hun handel met roof drijven, 97 16, 48| met roof drijven, hoe zij hun steden en huizen, en bezittingen, 98 16, 52| 52 Daarom wil hun niet gelijk worden, noch 99 16, 52| niet gelijk worden, noch hun werken.~ 100 16, 55| raadslagen der mensen, en hun gedachten, en hun harten.~ 101 16, 55| mensen, en hun gedachten, en hun harten.~ 102 16, 70| eens zullen zijn, zullen hun zijn tot een spot, en tot 103 16, 73| zullen hen verstoren, en hun goederen roven, en zullen 104 16, 73| roven, en zullen hen uit hun huizen stoten.~ 105 16, 78| 78 Wee degenen, die van hun zonden omvangen, en van 106 16, 78| zonden omvangen, en van hun misdaden bedekt zijn; zij


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License