Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
haven 1
hazzi 1
heb 96
hebben 106
hebbende 1
hebt 151
heeft 85
Frequency    [«  »]
109 der
108 op
108 zeide
106 hebben
106 hun
103 als
96 heb

Het vierde boek Ezra

IntraText - Concordances

hebben

    Chapter, Verse
1 1, 5 | ongerechtigheden, die zij tegen mij hebben begaan, dat zij het hun 2 1, 6 | zijn gewassen, want zij hebben mij vergeten, en hebben 3 1, 6 | hebben mij vergeten, en hebben andere goden geofferd.~ 4 1, 7 | dienstbaarheid? Zij daarentegen hebben mij tot toorn verwekt, en 5 1, 7 | mij tot toorn verwekt, en hebben mijn raad veracht.~ 6 1, 34| vruchtbaar zijn, want zij hebben mijn gebod niet geacht, 7 1, 34| mijn gebod niet geacht, en hebben kwaad voor mij gedaan.~ 8 1, 35| zal. Die mij niet gehoord hebben, zullen geloven, en wie 9 1, 36| 36 Zij hebben geen profeten gezien, en 10 2, 1 | de profeten, die zij niet hebben willen horen, maar zij hebben 11 2, 1 | hebben willen horen, maar zij hebben mijn raad teniet gemaakt.~ 12 2, 5 | kinderen, die mijn verbond niet hebben willen houden:~ 13 2, 7 | verdelgd worden; want zij hebben mijn eed veracht.~ 14 2, 9 | doen, die mij niet gehoord hebben, spreekt de Here, de almachtige.~ 15 2, 10| hetwelk ik Israël zou gegeven hebben.~ 16 2, 19| bergen, die rozen en leliën hebben, op welk ik uw kinderen 17 2, 27| vrolijk zijn en overvloed hebben.~ 18 2, 39| wereld zijn overgegaan, die hebben sierlijke klederen van de 19 2, 40| de wet des Heren vervuld hebben.~ 20 2, 45| die de sterfelijke rok hebben afgelegd, en de onsterfelijke 21 2, 45| afgelegd, en de onsterfelijke hebben aangedaan, en hebben de 22 2, 45| onsterfelijke hebben aangedaan, en hebben de naam Gods beleden; nu 23 2, 47| Gods, die zij in de wereld hebben beleden. Toen begon ik hen 24 3, 7 | hem geboden uw weg lief te hebben, maar hij heeft die overtreden; 25 3, 33| gezien dat zij overvloed hebben, en dat zij uw geboden niet 26 3, 35| 35 Of wanneer hebben die op aarde wonen voor 27 3, 36| zij uw geboden gehouden hebben, maar bij de heidenen zult 28 4, 19| antwoordde ik en zeide: Zij hebben waarlijk beide ijdele aanslagen 29 4, 35| 35 Hebben niet de zielen der rechtvaardigen 30 5, 29| 29 En zij hebben dat vertreden, die uw beloften 31 6, 5 | tot een schat vergaderd hebben,~ 32 6, 19| anderen onrechtvaardig zullen hebben beledigd, en wanneer de 33 6, 23| allen het zullen gehoord hebben, zo zullen zij verschrikt 34 6, 26| geboorte aan niet gesmaakt hebben, zullen het zien; en het 35 7, 18| hopen, want die goddeloos hebben geleefd, die hebben ook 36 7, 18| goddeloos hebben geleefd, die hebben ook het enge gedragen, en 37 7, 22| niet gehoorzaam geweest, en hebben hem wedersproken, en hebben 38 7, 22| hebben hem wedersproken, en hebben zichzelf ijdele gedachten 39 7, 23| 23 En hebben zichzelf bedriegerijen der 40 7, 23| der zonde voorgesteld, en hebben bovendien tot de Allerhoogste 41 7, 23| gezegd, dat hij niet is, en hebben zijn wegen niet gekend.~ 42 7, 24| 24 En hebben zijn wet veracht, en zijn 43 7, 24| beloften verloochend, en hebben zijn rechten niet geloofd, 44 7, 24| rechten niet geloofd, en hebben zijn werken niet volbracht.~ 45 7, 29| en alle mensen die adem hebben.~ 46 7, 36| in de woestijn gezondigd hebben.~ 47 7, 42| blijft nog in deze; daarom hebben zij voor de zwakken gebeden.~ 48 7, 49| dodelijke werken gedaan hebben?~ 49 7, 51| wij toch kwalijk geleefd hebben?~ 50 7, 52| beschermen, die lijdzaam geleefd hebben, en wij toch in de kwaadste 51 7, 52| kwaadste wegen gewandeld hebben?~ 52 7, 54| 54 Want wij hebben in onaangename plaatsen 53 7, 55| dergenen, die zich onthouden hebben, blinken zullen boven de 54 7, 56| 56 Want wij hebben, toen wij leefden, niet 55 7, 60| 60 Doch zij hebben hem niet geloofd, noch ook 56 7, 64| aan degenen, die gezondigd hebben, als zijn schepselen.~ 57 7, 67| die daarin erfenis zullen hebben.~ 58 7, 68| die ongerechtigheid gedaan hebben, van hun ongerechtigheden 59 8, 28| degenen, die vals voor u hebben gewandeld, maar aan degenen 60 8, 28| naar uw wil uw vreze bekend hebben.~ 61 8, 29| degenen, die als vee geleefd hebben; maar zie die aan, die uw 62 8, 29| uw wet heerlijk geleerd hebben.~ 63 8, 32| werken der gerechtigheid hebben.~ 64 8, 36| wezen der goede werken niet hebben.~ 65 8, 38| dergenen, die gezondigd hebben, vóór de dood, vóór het 66 8, 39| 39 Maar ik zal vreugde hebben over het pogen der rechtvaardigen, 67 8, 50| vele hoovaardij gewandeld hebben.~ 68 8, 56| 56 Want zij hebben hun vrijheid aangenomen, 69 8, 56| Allerhoogste veracht, en hebben zijn wet versmaad, en zijn 70 8, 57| 57 Daarenboven hebben zij de rechtvaardigen met 71 8, 58| 58 En hebben in hun hart gezegd, dat 72 8, 60| zij, die geschapen zijn, hebben de naam bevlekt desgenen 73 9, 6 | 6 Zo hebben ook de tijden des Allerhoogsten 74 9, 9 | die mijn wegen misbruikt hebben, en die zullen in pijn wonen, 75 9, 9 | ze verworpen en veracht hebben.~ 76 9, 10| Want die mij niet gekend hebben, toen zij in het leven weldaden 77 9, 11| mijn wet een walg gehad hebben, toen zij nog vrijheid hadden,~ 78 9, 32| vaderen, die de wet ontvingen, hebben ze niet gehouden, en zij 79 9, 32| ze niet gehouden, en zij hebben mijn rechten niet bewaard, 80 9, 33| 33 Want die ze ontvangen hebben, zijn verloren gegaan, dewijl 81 9, 36| wij die de wet ontvangen hebben, vergaan wel als wij zondigen, 82 9, 45| een zoon gegeven, en wij hebben grote vreugde over hem gehad, 83 10, 2 | 2 En wij hebben al de lichten omgekeerd, 84 10, 22| ontheiligd, en onze kinderen hebben smaadheid geleden, en onze 85 10, 22| geschonden, en onze vrouwen hebben geweld geleden, en onze 86 12, 33| als hij hen zal overtuigd hebben, dat hij hen zal straffen.~ 87 12, 41| 41 Wat hebben wij u misdaan, of wat onrecht 88 12, 41| misdaan, of wat onrecht hebben wij u gedaan, dat gij ons 89 13, 23| het gevaar gedragen zal hebben in die tijd, die zal zichzelf 90 13, 23| zal zichzelf hier bewaard hebben; die in het gevaar gevallen 91 13, 23| deze zijn het die de werken hebben, en het geloof in de Almachtige.~ 92 13, 37| die de volken uitgevonden hebben, namelijk deze hun goddeloosheden, 93 13, 46| 46 Toen hebben zij daarin gewoond tot de 94 14, 30| 30 En hebben de wet des levens ontvangen, 95 14, 30| ontvangen, die zij niet hebben gehouden, die ook gijlieden 96 15, 19| de andere geen medelijden hebben, om hun huizen teniet te 97 15, 20| hetgeen zij hun aangedaan hebben.~ 98 15, 21| huidige dag mijn uitverkorenen hebben gedaan, alzo zal ik hun 99 15, 45| dienen, die hen verschrikt hebben.~ 100 15, 47| die met u altijd begeerd hebben te hoereren.~ 101 16, 15| fundamenten der aarde zal verteerd hebben.~ 102 16, 29| die zich verstoken zullen hebben in de dichte bossen, en 103 16, 34| omdat zij geen bruidegoms hebben; de vrouwen zullen treuren, 104 16, 34| treuren, omdat zij geen mannen hebben; haar dochters zullen treuren, 105 16, 34| treuren, omdat zij geen hulp hebben.~ 106 16, 77| zonden niet het overwicht hebben, en dat uw misdaden zich


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License