Chapter, Verse
1 1, 5 | ongerechtigheden, die zij tegen mij hebben begaan, dat zij het hun
2 1, 6 | zijn gewassen, want zij hebben mij vergeten, en hebben
3 1, 6 | hebben mij vergeten, en hebben andere goden geofferd.~
4 1, 7 | dienstbaarheid? Zij daarentegen hebben mij tot toorn verwekt, en
5 1, 7 | mij tot toorn verwekt, en hebben mijn raad veracht.~
6 1, 34| vruchtbaar zijn, want zij hebben mijn gebod niet geacht,
7 1, 34| mijn gebod niet geacht, en hebben kwaad voor mij gedaan.~
8 1, 35| zal. Die mij niet gehoord hebben, zullen geloven, en wie
9 1, 36| 36 Zij hebben geen profeten gezien, en
10 2, 1 | de profeten, die zij niet hebben willen horen, maar zij hebben
11 2, 1 | hebben willen horen, maar zij hebben mijn raad teniet gemaakt.~
12 2, 5 | kinderen, die mijn verbond niet hebben willen houden:~
13 2, 7 | verdelgd worden; want zij hebben mijn eed veracht.~
14 2, 9 | doen, die mij niet gehoord hebben, spreekt de Here, de almachtige.~
15 2, 10| hetwelk ik Israël zou gegeven hebben.~
16 2, 19| bergen, die rozen en leliën hebben, op welk ik uw kinderen
17 2, 27| vrolijk zijn en overvloed hebben.~
18 2, 39| wereld zijn overgegaan, die hebben sierlijke klederen van de
19 2, 40| de wet des Heren vervuld hebben.~
20 2, 45| die de sterfelijke rok hebben afgelegd, en de onsterfelijke
21 2, 45| afgelegd, en de onsterfelijke hebben aangedaan, en hebben de
22 2, 45| onsterfelijke hebben aangedaan, en hebben de naam Gods beleden; nu
23 2, 47| Gods, die zij in de wereld hebben beleden. Toen begon ik hen
24 3, 7 | hem geboden uw weg lief te hebben, maar hij heeft die overtreden;
25 3, 33| gezien dat zij overvloed hebben, en dat zij uw geboden niet
26 3, 35| 35 Of wanneer hebben die op aarde wonen voor
27 3, 36| zij uw geboden gehouden hebben, maar bij de heidenen zult
28 4, 19| antwoordde ik en zeide: Zij hebben waarlijk beide ijdele aanslagen
29 4, 35| 35 Hebben niet de zielen der rechtvaardigen
30 5, 29| 29 En zij hebben dat vertreden, die uw beloften
31 6, 5 | tot een schat vergaderd hebben,~
32 6, 19| anderen onrechtvaardig zullen hebben beledigd, en wanneer de
33 6, 23| allen het zullen gehoord hebben, zo zullen zij verschrikt
34 6, 26| geboorte aan niet gesmaakt hebben, zullen het zien; en het
35 7, 18| hopen, want die goddeloos hebben geleefd, die hebben ook
36 7, 18| goddeloos hebben geleefd, die hebben ook het enge gedragen, en
37 7, 22| niet gehoorzaam geweest, en hebben hem wedersproken, en hebben
38 7, 22| hebben hem wedersproken, en hebben zichzelf ijdele gedachten
39 7, 23| 23 En hebben zichzelf bedriegerijen der
40 7, 23| der zonde voorgesteld, en hebben bovendien tot de Allerhoogste
41 7, 23| gezegd, dat hij niet is, en hebben zijn wegen niet gekend.~
42 7, 24| 24 En hebben zijn wet veracht, en zijn
43 7, 24| beloften verloochend, en hebben zijn rechten niet geloofd,
44 7, 24| rechten niet geloofd, en hebben zijn werken niet volbracht.~
45 7, 29| en alle mensen die adem hebben.~
46 7, 36| in de woestijn gezondigd hebben.~
47 7, 42| blijft nog in deze; daarom hebben zij voor de zwakken gebeden.~
48 7, 49| dodelijke werken gedaan hebben?~
49 7, 51| wij toch kwalijk geleefd hebben?~
50 7, 52| beschermen, die lijdzaam geleefd hebben, en wij toch in de kwaadste
51 7, 52| kwaadste wegen gewandeld hebben?~
52 7, 54| 54 Want wij hebben in onaangename plaatsen
53 7, 55| dergenen, die zich onthouden hebben, blinken zullen boven de
54 7, 56| 56 Want wij hebben, toen wij leefden, niet
55 7, 60| 60 Doch zij hebben hem niet geloofd, noch ook
56 7, 64| aan degenen, die gezondigd hebben, als zijn schepselen.~
57 7, 67| die daarin erfenis zullen hebben.~
58 7, 68| die ongerechtigheid gedaan hebben, van hun ongerechtigheden
59 8, 28| degenen, die vals voor u hebben gewandeld, maar aan degenen
60 8, 28| naar uw wil uw vreze bekend hebben.~
61 8, 29| degenen, die als vee geleefd hebben; maar zie die aan, die uw
62 8, 29| uw wet heerlijk geleerd hebben.~
63 8, 32| werken der gerechtigheid hebben.~
64 8, 36| wezen der goede werken niet hebben.~
65 8, 38| dergenen, die gezondigd hebben, vóór de dood, vóór het
66 8, 39| 39 Maar ik zal vreugde hebben over het pogen der rechtvaardigen,
67 8, 50| vele hoovaardij gewandeld hebben.~
68 8, 56| 56 Want zij hebben hun vrijheid aangenomen,
69 8, 56| Allerhoogste veracht, en hebben zijn wet versmaad, en zijn
70 8, 57| 57 Daarenboven hebben zij de rechtvaardigen met
71 8, 58| 58 En hebben in hun hart gezegd, dat
72 8, 60| zij, die geschapen zijn, hebben de naam bevlekt desgenen
73 9, 6 | 6 Zo hebben ook de tijden des Allerhoogsten
74 9, 9 | die mijn wegen misbruikt hebben, en die zullen in pijn wonen,
75 9, 9 | ze verworpen en veracht hebben.~
76 9, 10| Want die mij niet gekend hebben, toen zij in het leven weldaden
77 9, 11| mijn wet een walg gehad hebben, toen zij nog vrijheid hadden,~
78 9, 32| vaderen, die de wet ontvingen, hebben ze niet gehouden, en zij
79 9, 32| ze niet gehouden, en zij hebben mijn rechten niet bewaard,
80 9, 33| 33 Want die ze ontvangen hebben, zijn verloren gegaan, dewijl
81 9, 36| wij die de wet ontvangen hebben, vergaan wel als wij zondigen,
82 9, 45| een zoon gegeven, en wij hebben grote vreugde over hem gehad,
83 10, 2 | 2 En wij hebben al de lichten omgekeerd,
84 10, 22| ontheiligd, en onze kinderen hebben smaadheid geleden, en onze
85 10, 22| geschonden, en onze vrouwen hebben geweld geleden, en onze
86 12, 33| als hij hen zal overtuigd hebben, dat hij hen zal straffen.~
87 12, 41| 41 Wat hebben wij u misdaan, of wat onrecht
88 12, 41| misdaan, of wat onrecht hebben wij u gedaan, dat gij ons
89 13, 23| het gevaar gedragen zal hebben in die tijd, die zal zichzelf
90 13, 23| zal zichzelf hier bewaard hebben; die in het gevaar gevallen
91 13, 23| deze zijn het die de werken hebben, en het geloof in de Almachtige.~
92 13, 37| die de volken uitgevonden hebben, namelijk deze hun goddeloosheden,
93 13, 46| 46 Toen hebben zij daarin gewoond tot de
94 14, 30| 30 En hebben de wet des levens ontvangen,
95 14, 30| ontvangen, die zij niet hebben gehouden, die ook gijlieden
96 15, 19| de andere geen medelijden hebben, om hun huizen teniet te
97 15, 20| hetgeen zij hun aangedaan hebben.~
98 15, 21| huidige dag mijn uitverkorenen hebben gedaan, alzo zal ik hun
99 15, 45| dienen, die hen verschrikt hebben.~
100 15, 47| die met u altijd begeerd hebben te hoereren.~
101 16, 15| fundamenten der aarde zal verteerd hebben.~
102 16, 29| die zich verstoken zullen hebben in de dichte bossen, en
103 16, 34| omdat zij geen bruidegoms hebben; de vrouwen zullen treuren,
104 16, 34| treuren, omdat zij geen mannen hebben; haar dochters zullen treuren,
105 16, 34| treuren, omdat zij geen hulp hebben.~
106 16, 77| zonden niet het overwicht hebben, en dat uw misdaden zich
|