Chapter, Verse
1 1, 7 | 7 Heb ik hen niet geleid uit het
2 1, 9 | zo grote weldaden bewezen heb?~
3 1, 10| 10 Ik heb vele koningen om hunnentwil
4 1, 10| hunnentwil uitgeroeid; ik heb Farao met zijn knechten,
5 1, 11| 11 Ik heb alle heidenen van voor hun
6 1, 11| verdelgd; en in het oosten heb ik de volken van twee provinciën,
7 1, 11| verstrooid, en al hun vijanden heb ik omgebracht.~
8 1, 13| 13 Ik heb u door de zee geleid, en
9 1, 13| geleid, en in den beginne heb ik u vaste straten gemaakt.
10 1, 13| vaste straten gemaakt. Mozes heb ik u tot een leidsman gegeven,
11 1, 14| 14 Ik heb u licht gegeven door een
12 1, 14| gegeven door een vuurkolom, en heb grote wonderen onder u gedaan;
13 1, 15| teken geweest; het leger heb ik u gegeven tot een bescherming,
14 1, 17| weldaden die ik u bewezen heb? Hebt gij niet in de woestijn,
15 1, 19| medelijden met uw zuchten, en heb u manna tot spijs gegeven;
16 1, 20| 20 Heb ik niet, als u dorstte,
17 1, 20| verzadiging; voor de hitte heb ik u met bladeren der bomen
18 1, 21| 21 Ik heb onder u vette landen uitgedeeld;
19 1, 21| Feresieten, en Filistijn heb ik van voor uw aanschijn
20 1, 23| 23 Zo heb ik u geen vuur om uw lastering
21 1, 28| zegt de almachtige Here: Heb ik u niet gebeden als een
22 1, 30| 30 Ik heb u zo verzameld, gelijk een
23 1, 31| maanden, en besnijdingen heb ik verworpen.~
24 1, 32| 32 Ik heb mijn knechten de profeten
25 1, 35| ik geen tekenen getoond heb, die zullen doen wat ik
26 1, 35| zullen doen wat ik bevolen heb.~
27 1, 37| geloven hetgeen ik gezegd heb.~
28 2, 1 | 1 DIT zegt de Here: Ik heb dit volk uit de dienstbaarheid
29 2, 1 | hetwelk ik bevelen gegeven heb door mijn knechten de profeten,
30 2, 3 | 3 Met vreugde heb ik u opgevoed, en ik heb
31 2, 3 | heb ik u opgevoed, en ik heb u met rouw en droefheid
32 2, 8 | Sodom en Gomorra gedaan heb,~
33 2, 14| de aarde: want het kwade heb ik verbroken, en het goede
34 2, 14| verbroken, en het goede heb ik geschapen: want het is,
35 2, 15| bevestig hun voeten, want ik heb u verkoren, spreekt de Here.~
36 2, 16| hen voortbrengen; want ik heb mijn naam bekend gemaakt
37 2, 17| moeder der kinderen! want ik heb u verkoren, spreekt de Here.~
38 2, 18| voor u geheiligd en bereid heb twaalf bomen met verscheidene
39 2, 26| knechten, die ik u gegeven heb, zal niemand omkomen, want
40 2, 33| 33 Ik Ezra, heb een bevel ontvangen van
41 3, 29| de goddeloosheid gezien heb, welker geen getal is, (
42 3, 30| 30 Want ik heb gezien, hoe gij hen duldt
43 3, 33| heen en weer getogen, en ik heb gezien dat zij overvloed
44 4, 9 | 9 Maar nu heb ik niet gevraagd dan van
45 4, 23| 23 Want ik heb niet willen vragen van uw
46 4, 25| is? Van deze dingen dan heb ik gevraagd.~
47 4, 44| ik antwoordde en zeide: Heb ik genade in uw ogen gevonden,
48 5, 34| hem: Neen Here, maar ik heb zo uit droefheid gesproken;
49 5, 40| die ik mijn volk toegezegd heb.~
50 5, 45| op eenmaal levend gemaakt heb, en het schepsel verdroeg
51 5, 48| 48 Toen zeide hij: Ik heb ook de baarmoeder der aarde
52 5, 49| hetgeen der ouden is, zo heb ik ook de geschapen wereld
53 5, 56| genade in uw ogen gevonden heb, zo toon uw knecht door
54 6, 6 | 6 Toen heb ik alle dingen bedacht,
55 6, 11| indien ik genade gevonden heb in uw ogen,~
56 6, 25| overblijven, waarvan ik u gezegd heb, die zal behouden worden,
57 6, 31| die dag dat ik ze gehoord heb.~
58 6, 33| te tonen, en u te zeggen: Heb goede moed en vrees niet,~
59 6, 55| 55 Dit alles nu heb ik, Here! voor u gesproken,
60 7, 11| 11 Want om hunnentwil heb ik de wereld gemaakt, en
61 7, 26| tekenen, die ik u voorzegd heb, zullen komen: de bruid
62 8, 18| 18 Maar ik heb de snelheid gehoord des
63 8, 25| spreken, en dewijl ik vernuft heb, zo zal ik antwoorden.~
64 8, 30| beesten geoordeeld zijn: maar heb die lief, welke altijd op
65 8, 40| Gelijk ik dan gesproken heb, zo is het ook.~
66 8, 42| Indien ik genade gevonden heb, zo laat mij spreken.~
67 9, 8 | en in mijn palen; want ik heb mij die geheiligd van de
68 9, 14| antwoordde en sprak: Ik heb voor deze gezegd, en ik
69 9, 20| 20 En ik heb de wereld aangemerkt, en
70 9, 21| 21 En ik heb gezien, en heb hen zeer
71 9, 21| 21 En ik heb gezien, en heb hen zeer gespaard, en heb
72 9, 21| heb hen zeer gespaard, en heb mij een wijnbezie van een
73 9, 22| behouden worden, want ik heb ze met veel arbeid volmaakt.~
74 9, 44| 44 En ik heb alle uren, en alle dagen,
75 9, 47| een vrouw zou nemen, zo heb ik een maaltijd toebereid.~
76 10, 4 | 4 En ik heb voorgenomen niet weder in
77 10, 12| der aarde gelijk; want ik heb de vrucht mijns lijfs verloren,
78 10, 12| droefheid voortgebracht heb,~
79 10, 32| mij verlaten hebt; want ik heb naar uw redenen gedaan,
80 10, 32| veld uitgegaan; en ziet, ik heb gezien, en zie nog, wat
81 10, 35| 35 Want ik heb gezien wat ik niet wist,
82 10, 51| 51 Want daarom heb ik u gezegd, dat gij zoudt
83 10, 53| 53 Daarom heb ik u gezegd, dat gij in
84 12, 7 | genade in uw ogen gevonden heb, en indien ik gerechtvaardigd
85 12, 34| u in het begin gesproken heb.~
86 12, 48| 48 En ik heb ulieden niet verlaten, en
87 13, 32| die ik u tevoren getoond heb, dan zal mijn Zoon geopenbaard
88 13, 51| toch dit, waarom ik gezien heb, dat de man van het midden
89 13, 56| 56 En daarom heb ik u getoond de schatten
90 14, 3 | ik Mozes verschenen, en heb met hem gesproken, als mijn
91 14, 4 | 4 En ik heb hem gezonden, en heb mijn
92 14, 4 | ik heb hem gezonden, en heb mijn volk uit Egypte geleid,
93 14, 4 | volk uit Egypte geleid, en heb hem gebracht op de berg
94 14, 8 | tekenen die ik gedroomd heb, en de dromen die gij gezien
95 14, 22| dan genade bij u gevonden heb, zo zend in mij de Heilige
96 16, 54| desgenen branden, die zegt: Ik heb niet gezondigd voor God
|